In Amsterdam ontstond het fenomeen PROVO.
Het begin van een tijdperk vol oproer en rellen.
Nederland zou Nederland niet zijn als dit niet zou overwaaien naar Eindhoven. Ook daar was de jeugd op zoek naar eigen identiteit en het verkennen van haar grenzen. Het waren immers de zestiger jaren.
Een artikel uit het Eindhovens Dagblad.
De volledige tekst van het artikel uit 1965:
Een tiental politieagenten, twee overvalwagens en enkele snelle politiedafjes hebben gisteravond een dreigende „provo-rel" in het centrum van Eindhoven met een even plotselinge als vliegensvlugge actie de kop ingedrukt. Zestien Eindhovense nozems (in leeftijd van 14 tot 17 jaar) zijn opgepakt en vannacht nog, met een proces-verbaal, door hun ouders op het politiebureau opgehaald. Enkele honderden uit Eindhoven en omgeving afkomstige jongelieden, die evenals hun Amsterdamse voorbeelden met de laatste provomode waren getooid, begonnen gisteravond rond de Markt en bij de lege sokkel, waar kort geleden het brave Volderke nog stond, met het baldadig lastig vallen van het winkelende en terrassende publiek. De politie, die al enige dagen op haar hoede is, veegde de Markt rustig schoon en pakte twee te verhitte knapen mee naar bet bureau. Gisteravond bleek dat de Eindhovense provolui nauwelijks geschrokken waren. Weer groepten ze samen rond de Markt op zoek naar een doelwit. Daar op de lege Voldersokkel weinig te "happenen" viel, besloten ze het elders te zoeken. Eentje riep "het Philips-standbeeld" en even later rukte de troep op naar het 18-Septemberplein, springend over de rijweg, hangend in de jonge bomen en het popartjasje sierend met gemeenteviolen. Met trossen hingen ze even later aan het beeld van Anton Philips. Niet voor lang, want voordat iemand er erg in had, waren twee overvalwagens ter plaatse. Een tiental politieagenten "omsingelde" het beeld en het station en voor de ogen van de onthutste reizigers voor bus en trein werden in een mum van tijd zestien man gepakt en in de wagens gesloten. De andere oproerkraaiers verdwenen als ongelooflijke snelle hazen in alle gaten van de stad. Om kwart over tien was het weer rustig, tenminste "voor vanavond" zoals een van de zich ergerende voorbijgangers liet horen. Commentaar commissaris J.Odekerken: "Wij zijn niet van plan om dergelijke grapjes hier toe te staan". Saillante bijzonderheid: Bij de Eindhovense studenten waren gisteravond twee Amsterdamse provokopstukken te gast, te weten PROVO lijsttrekker Bernard de Vries en Jaap Ham. Zij kwamen de studenten vertellen over de "idealen" van de provo”
In Eindhoven was 1 aug. 1965 een nieuwe inspecteur in dienst getreden.
Ben Ramaekers, 22 jaar jong en enthousiast zoals het hoort maar naar de mening van sommige jonge collega's iets te enthousiast.
Het leek wel of hij het als zijn persoonlijke taak opvatte om de moderne hangjongeren -provo's en nozems- uit het Eindhovense te weren.
Het was zelfs voorgekomen dat hij persoonlijk jongeren in de binnenstad aansprak en ze het centrum uitstuurde omdat ze daar niet welkom zouden zijn. In die tijd slikte men dat nog. Het was in die tijd de gewoonte dat de jeugd zich ophield onder het portiek bij V&D. Dat was voor mijn gevoel een van de eerste hangplekken van Eindhoven. Ze hingen rond en deden verder weinig meer dan de politie uitdagen door vaak nonverbale communicatie. Het is een wet van Meden en Perzen dan je om te kunnen uitdagen iemand nodig hebt die uitgedaagd wil worden. En dat gebeurde dan ook.
De politie liet zich uitdagen omdat het tot dan toen vanzelfsprekend was dat het gezag werd gerespecteerd. Als dat in de oogen van de politie niet gebeurde werd er opgetreden. Vaak in de vorm van het opmaken van een proces-verbaal terzake overtreding van een APV-artikel wat verbood om zich nodeloos in een portiek op te houden. Het was toen nog een spel.
Naar aanleiding van de voorvalletjes schreef Ramaekers een artikeltje in het korpsblad. Het betrof dus dezelfde incidenten die hierboven in het Eindhovens Dagblad werden bedoeld.
Hij pretendeerde bij voorbaat niet dat hij een complete achtergrond van het gedrag van de jongelui wilde geven of een beschouwing van het 'probleem' maar puur uiteen wilde zetten welke maatregelen er tegen hen waren genomen.
Hoewel het volgens hem wel in de lijn der verwachting lag dat ook Eindhoven met het probleem van "de huidige vrijetijdsbesteding van de jeugd" geconfronteerd zou worden, was dat toch nog onverwacht gekomen.
Ramaekers omschreef vervolgens was er zich had afgespeeld en dat in eerste instantie de dienstdoende officier opdracht had gegeven om de jongelui met zachte hand te verwijderen.
Dat lukte tijdelijk totdat ze naar het standbeeld van Anton Philips trokken. Toen moest er eventueel op grond van het APV worden opgetreden.
Er mocht in geen geval geweld worden gebruikt omdat de deelnemers aan, wat men destijds "happening" noemde, jongelui waren.
Er werden aanhoudingen verricht en de jongelui werden door hun ouders opgehaald.
In de weken daarna waren er geruchten in de stad dat er weer "happenings" zouden worden gehouden.
Er kwamen twee plekken in aanmerking waar dat zou gebeuren. Het politiepersoneel werd er op gewezen zoveel als mogelijk als groep op te treden. Niet echt ME-verband maar toch...
Uiteindelijk verzamelden zich in het Stadswandelpark veel jongeren die na aanvankelijk alleen maar wat lawaai hadden gemaakt, plotseling bloemen gingen vertrappen en met bromfietsen over het gazon gingen rijden.
In linie werd het park 'schoongeveegd' waarbij enkele rake klappen werden uitgedeeld.
Het bleef onrustig in de stad maar de jeugd stoof uiteen zodra ze een politieauto zagen.
De slotconclusie van Ramaekers was dat we blij konden zijn dat de jongelui geen provo's waren zoals die in Amsterdam voorkwamen en in de door Dr. W Buikhuisen gegeven omschrijving van het begrip 'provo' maar gewoon jongelui van de LTS en ULO die zich verveelden en deelnamen aan de "happenings" omdat het nu eenmaal mode was. Hij wees er verder op dat het van belang het onderlinge verband in politieoptreden te handhaven en dat het zinloos was om wilde achtervolgingen in te stellen of de wapenstok te gebruiken.
Hij vond het bovendien noodzakelijk dat iedere politieman zich in de jeugdproblematiek verdiepte om te voorkomen dat iedere jeugdactiviteit als een provo-rel zou worden afgedaan.
Een andere professor (Jonkers) hield in 1968 een lezing over de taak van de politie tot de jeugd. Daarin citeerde hij uit een door hoogleraar Kleijn geschreven boekje waarin hij provo's aan de kaak stelt.
"Het meest kenmerkende aan provo is het protest. Een chaotisch aandoend protest. Provocatie om provocatie. Als de samenleving de jeugd niets meer heeft te bieden, waarin zij haar idealisme kan verlevendigen, dan komt een bepaalde groep jeugdigen met het zogenaamd "witte fietsenplan" of het "witte kippenplan"of gaat over tot het gebruik van marihuana of l.S.D."
Bij louter toeval sprak ik juli 2008 een van degenen die destijds als "provo" bij deze incidenten betrokken was.
Hij gaf aan dat "provo" een groot woord was voor wat men in Eindhoven deed en dat ze eigenlijk totaal niet wisten wat er in Amsterdam mee werd bedoeld. Men wilde als jongeren ook gewoon iets doen en wisten eigenlijk niet wat een "happening" was laat staan dat ze politiek bewust waren.
Hij vertelde dat ze destijds niet eens in het park waren geweest omdat ze al "op hun mieter" kregen nog voordat ze het trottoir rond het park hadden bereikt.
Ook getuige was mevrouw Ritmeester (de moeder van de bekende Frits Spits) die zeer verontwaardigd was over het politieoptreden en daarover een ingezonden stuk in het Eindhovens Dagblad geschreven schijnt te hebben.