De Verkeersdienst - Snelheidscontrole

Snelheidscontrole

 

Voordat de nu bekende radarcontrole als opsporingsmiddel werd gebruikt was er, naast de mechanische controle zoals kabels over de weg, ook controle met de Waltman-Sirks-kijker.

Voor zover ik weet waren er maar enkelen bij de verkeersdienst die met dat ding werkten. Het was eigenlijk levensgevaarlijk zoals hierna zal blijken uit de gebruiksaanwijzing.

Het was een kijker die was uitgerust met 2 prisma's en een stopwatch.

 

 

 

Als de auto nog ongeveer 300 meter van de agent verwijderd was zag die in zijn kijker beeld A

De agent bleef kijken en op het moment dat hij beeld B zag drukte hij zijn stopwatch in. De auto was dan 150 meter van hem verwijderd.

Als de agent de stopwatch indrukte werd automatisch het 2e prisma van de kijker ingeschakeld waardoor hij meteen beeld C zag.

 

Hij bleef dan kijken todat hij beeld D zag en drukte dan weer de stopwatch in. De afstand tot de auto bedroeg dan 50 meter.
Hij had dan dus precies de tijd die de auto nodig had gehad om 100 meter af te leggen.
In het bij de kijker horende tabellenboekje stonden diverse spoorbreedtes van auto's, met 5 cm. oplopend.
Hij diende de spoorbreedte van de auto op te zoeken en de tijd die hij er over had gedaan om 100 meter af te leggen en dan gaf het tabellenboekje aan met welke snelheid de bestuurder had gereden.Het zal duidelijk zijn dat de controlerende agent met gevaar voor eigen leven op het laatste moment voor die auto moest springen om de bestuurder een stopteken te geven. Zeker als bij avond ipv. op de wielen op de koplampen werd gemeten. Dan moest hij in het donker voor de auto springen. Niet echt een veilige methode dus.
Controle met de kijker door (rechts) Jo Aalbers en links vermoedelijk Toon den Otter.

In 1969 heb ik een poging ondernomen om een met het ding te werken maar kwam er snel van terug. Toen had inmiddels ook al de radarcontrole haar intrede gedaan en werd er gecontroleerd met de Trafipax of Mesta apparatuur.
Toen de nieuwe radarapparatuur in het Eindhovense korps werd geïntroduceerd was dat nieuws voor het Eindhovens Dagblad.

Op 18 oktober 1966 kopte de krant:

 

Piet Biermans, destijds hoofdagent bij de Afdeling Verkeer, had de eer om te poseren met de nieuwe geavanceerde apparatuur.

 

Aan de invalswegen van Eindhoven werden bordjes geplaatst om de automobilisten er op te attenderen dat er met radar werd gecontroleerd. Hoofdinspecteur de Jaeger (hoofd van de afdeling) gaf aan dat het er de politie niet om te doen was zoveel mogelijk verbalen te maken maar dat bestuurders zich aan de maximum snelheid gingen houden.
In 1964 werden er 5663 bekeuringen uitgeschreven. In 1965 waren dat er 6743 en in de eerste 9 maanden van 1966 waren dat er 3766.
Er werd zelfs in de krant geschreven dat de politie alleen maar het bonnenboekje trekt bij duidelijke overtredingen en niet als men binnen de bebouwde kom maar 53 of 54 km. per uur rijdt.

Op zich was de controle met radar veel geavanceerder en betrouwbaarder maar de manier waarop de controlerende ambtenaar de snelheidsovertredingen moest doorgeven aan de verderop staande politieman die de auto moest laten stoppen was minder geavanceerd. Voordat de portofoons er waren gebeurde dat met lichtsignalen van de auto.
Eerst knipperde hij met groot licht om de ander te laten weten dat de eerstvolgende auto te hard had gereden.

Als die stil stond werd de gereden snelheid doorgegeven met lichtsignalen en het gebruik van de richtingaanwijzer.
1 keer groot licht was 60 km. per uur en voor iedere 5 kilometer te hard kwam er één grootlicht signaal bij. Met de richtingaanwijzer werd iedere te snel gereden kilometer verder aangegeven.
Maar ja, nog altijd beter dan rooksignalen. In maart 1967 werden voor het eerst 2 portofoons (zie onder) in gebruik genomen voor de radarcontroles.
Links: de volkswagen met de nieuwe radarapparatuur. Er werd in de auto gecontroleerd zoals hieronder. Deze foto wilde men echter zo hebben.... 

Medio 1972 werd er weer nieuwe apparatuur ingevoerd. Nu hoefde de snelheidsovertreders niet meer te worden staande gehouden maar werden ze gefotografeerd vanuit de auto met de MESTA-TRAFFIPAX
Achter de camera zat een trommel met een filmrol, goed voor 450 foto's.
De wagen -met daarin apparatuur ter waarde van ongeveer 50.000 gulden- werd smalend "de gouden koets" genoemd.

 

 

De aanschaf was nodig omdat door de toename van het aantal auto's geautomatiseerd verkeerstoezicht nodig was om de doodeenvoudige reden dat er onvoldoende personeel was om staandehoudingen te blijven verrichten.

Het was ook de tijd dat er zonder computers werd gewerkt. Er werd van alles verzonnen om de administratieve rompslomp zo klein mogelijk te houden. Er werden zgn. imprimé-verbalen gebruikt. Voorbedrukte processenverbaal waarin de verbalisant slechts enkele aanvullende gegevens hoefde in te typen. Ook werden er stempels gemaakt met daarop vaste delen tekst. Die konden dan in een proces-verbaal worden gestempeld en de verbalisant hoefde dan alleen maar de ontbrekende tekst in te voeren.Hieronder het stempel van de MESTA 206-Radarmeter.

 

Op 27 december 1972 kwam er een onverwacht einde aan het slechts enkele maanden jonge leven van de "gouden koets".

Piet Hijnen moest samen met Rinus van Rooijen op radarcontrole op de Noord Brabantlaan. Overal waren vaste controleplaatsen zo ook daar.
Rinus, bondsbestuurder, had echter weinig zin in een controle.

Hij was degene die buiten zou moeten staan om de overtreders staande te houden.
Omdat hij nog werk voor de bond had bleef hij, samen met Piet in de auto zitten.
Piet had aangegeven dat hij overtreders na zou rijden om staande te houden.

Toen er op een bepaald moment iemand met 22 km. te hard voorbij kwam, zette Piet de achtervolging in.
Hij kwam niet ver. Door een onoplettendheid stuurde hij de auto iets teveel naar rechts, raakte achtereenvolgens de verhoogde bermafscheiding en een verkeerspaal en kwam op zijn kop terecht. Op de foto boven is met een pijl aangegeven waar Piet de betonrand voor het eerst raakte.

En dan kwam binnen de korts mogelijke tijd een compleet circus op gang. De chefs van zowel de eigen afdeling Verkeerstoezicht en Operationele Verkeersbeheersing, de behandelaars en een chef van Bureau Verkeersongevallen, nieuwsgierige collega's, brandweer.

U kunt zich voorstellen wat dat tot gevolg had, zowel in -als extern. Het afdelingshoofd hoofdinspecteur de Jaeger kwam tot de conclusie dat er sprake was van verwijtbaarheid een de bestuurder en dat er proces-verbaal tegen hem moest worden opgemaakt.

Dat resulteerde uiteindelijk in een boete van 75 gulden.

Piet wilde in beroep via een advocaat van de politiebond maar daar werd beslist dat het kalf groter was dan de koe en dat ze beter voor hem de boete konden betalen dan een advocaat inzetten. Dus de boete werd door de bond betaald.

Toen dat was gebeurd zat Piet op een bepaald moment in de kantine aan tafel met enkele collega motorrijders toen De Jaeger voorbij kwam. Tot verrassing van De Jaeger en grote hilariteit van de anderen bedankte Piet zijn baas voor het meebetalen van de boete waarop die natuurlijk verbaasd reageerde.

Piet legde hem toen uit dat de bond had betaald en aangezien zijn baas daar ook lid van was had hij door middel van zijn contributie ook bijgedragen.

 

Vlnr: Gerrit van den Dungen - Fred Lodewijks en Adj. Anne Holtrop. Jan Peters op de rug gezien.

 

Met vereende krachten werd het restant van de gouden koets weer op de pootjes gezet.

 

 

Na alle commotie werd Piet het daarop volgende carnaval (1973) gekozen als Prins van het EPSOV-carnaval (De Eindhovense Politie Sport -en Ontspanningsvereniging.)

Hij kreeg de toepasselijke titel Prins Radarius d'n Twidde.

 

TOP