Nieuwe afdeling
Tot de zestiger jaren werd informatie die belangrijk was voor de politie, verzameld op diverse plaatsen in het korps zonder dat er eigenlijk sprake was van enige structuur of coördinatie.
In de beginperiode was het geheugen van de rechercheur de enige bron.
Later ging die een schoenendoos beheren met daarin zijn eigen kaartsysteem. Alleen als hij het goed vond mocht zijn collega er ook in grasduinen. Met de toename van het aantal schoenendozen kwam er een centrale cartotheek waarin politiemensen antecedenten konden opvragen.
Kaartenbakken met duizenden steekkaarten waarin handmatig bijzonderheden werden opgetekend van iedereen die met de politie in aanraking was gekomen.
Computers bestonden niet dus alle informatie werd in mappen opgeborgen en het was een kunst die informatie terug te vinden, laat staan om structuren ed. te ontdekken.
Dat probleem en het feit dat men steeds vaker en steeds sneller antwoord op vragen wilde maakte het nodig dat er het eea. veranderde.
Eind 1967 kwam het nieuwe Bureau Herkenning, als onderdeel van het bureau Technische Opsporing en Herkenning. De nieuwe afdeling zou alle werkzaamheden die verband hielden met het coördineren en centraliseren en het verzamelen en verstrekken van informatie moeten gaan verrichten en stond ten dienste van het hele korps.
Ze werd het geheugen van het korps genoemd.
Door het verzamelen van antecedenten, foto's, signalementen, modus operandi etc. was het de bedoeling inzicht te verkrijgen over de stand van de criminaliteit in Eindhoven, analyses te kunnen maken en de resultaten daarvan aan iedereen in het korps te verstrekken zodat het werk beter gedaan kon worden.
Iedereen werd dan ook opgeroepen geen informatie meer voor zich te houden maar via standaardformulieren aan de afdeling door te geven.
Dan doet de computer zijn intrede. (l)
In 1976 worden de gegevens van 22 korpsen, waaronder dus ook de gemeentepolitie Eindhoven, gecodeerd ingevoerd en doorgestuurd naar een centrale computer in Heerlen.
Het doel was om met die gegevens de surveillance beter te kunnen plannen en als het ware "te voorspellen" waar zich op welk moment incidenten zouden voordoen.
Van de 22 korpsen had Eindhoven de primeur en installeerde als eerste de computer en leverde als eerste de gegevens aan in Heerlen.
Mevr.I.Gerrits (l) was een van degenen die de gegevens invoerde.
De gegevens werden, zoals de annalen vermelden, op een "soort schijvengeheugen" opgeslagen. Wekelijks werden alle opgeslagen gegevens via een telefoonverbinding overgeseind naar het Computer Centrum Limburg te Heerlen. Daar werden ze omgewerkt tot overzichten en tabellen, die het basismateriaal vormden voor de planning van de assistentie -en preventiesurveillance.
Dat jaar werd voor het eerst de functie van planbrigadier ingevoerd.
Aan de hand van de computergegevens moesten zij de diensten plannen voor de surveillancedienst om een zo groot mogelijk efficiëntie te bereiken.
Dat de computer een nieuwtje was blijkt uit het feit dat bij de introductie daarvan vol trots werd verteld dat: "Alle meldkaarten en recherchegegevens van één week in 10 minuten worden overgeseind naar Heerlen." maar ook dat er op het hoofdbureau een aantal terminals staan "die eruit zien als TV-schermen met een elektrische schrijfmachine."
Het operationeel maken van het systeem was niet zonder slag of stoot gegaan. De gegevens van 19.000 personen moesten in het computersysteem worden ingevoerd. Dat duurde bijna een half jaar.
Het voordeel was wel dat er met de oude methode slechts 17 ingangen waren om te zoeken en nu waren dat er drieduizend.
Een gewoon routine klusje duurde nu maar enkele seconden.
In tegenstelling tot in de latere jaren waren slechts enkelen bevoegd op het systeem te raadplegen. Nu mogen dat alle opsporingsambtenaren met de nodige restricties. Uiteraard is het nu niet mogelijk dat iemand inzage heeft in gegevens waarmee hij conform zijn of haar functie niets van doen heeft.
DIT ONDERWERP KAN MET UW HULP NOG WORDEN UITGEBREID.
MOCHT U ALS OUDGEDIENDE HIERAAN EEN BIJDRAGE WILLEN LEVEREN MAIL ME DAN AUB.