Vroeger werd de Surveillance -en Bewakingsdienst wel "de straatdienst" of "gewone dienst" genoemd.
Het korps had de 10-urige werkdag. In de Raadsvergadering van 7 april 1919 werd besloten voor het Politiekorps de 8-urige werkdag in te voeren waardoor het korps diende te worden uitgebreid met 1 hoofdagent en 4 agenten, waaronder 1 rechercheur.
vlnr: hip.van Dorsselaar - ip.Ten Haaf - ip. de Poorter - ip.Minnaert
Na het vertrek van hoofdinspecteur Van Dorsselaar op 1 augustus 1923, die werd opgevolgd door hoofdinspecteur Ten Haaf, (L) kwamen de inspecteurs De Poorter en Minnaert naar de stad, waarbij De Poorter praktisch chef van de geüniformeerde Dienst was.
Tijdens de kermis- en carnavalsdagen kreeg de Eindhovense politie steeds assistentie van de Koninklijke marechaussee met dien verstande, dat de marechaussee gedurende die dagen het gehele politietoezicht over de onderdelen Stratum en Tongelre voor haar rekening nam.
Na de oorlog bestond de straatdienst uit 2 ploegen die elk 12 uur dienst deden.
Inspecteur. De Poorter.
De eerste dagen na de bevrijding van Eindhoven werd slechts assistentie verleend bij:
- De regeling van het verkeer,
- Bij bet ophalen en overbrengen van personen en goederen,
- Bij afzettingen,
- Het bezetten van vaste posten, o.a. bewaking gebouwen waarin arrestanten verbleven, gebouwen met voedselvoorraden en andere bergplaatsen,
- Bewaking gemeentehuis en diverse andere objecten.
Van bepaalde straatsurveillance was geen sprake. Deze werd na de eerste woelige dagen ingevoerd en geleidelijk uitgebreid.
Regelmatig werd ook assistentie verleend aan geallieerde militairen. Ook verkeersongevallen werden door de straatdienst behandeld.
Van 19 september 1944 tot 31 december 1944 werden 94 aangiften van verkeersongevallen behandeld, waarbij in 68 gevallen geallieerde voertuigen waren betrokken.
In deze periode kwamen 18 dodelijke verkeersongevallen voor, 22 met zwaar lichamelijk letsel en 31 met lichte verwondingen.
Alle slachtoffers waren Nederlanders.
Na de oorlog was de geüniformeerde dienst (zijnde de grootste afdeling) als volgt verdeeld:
- Sectie Stad
- Sectie Stratum
- Sectie Woensel
- Verkeer
De sectie Stad was het grootst met ongeveer hetzelfde aantal mensen als Stratum en Woensel samen.
Aan het hoofd stond een inspecteur en iedere sectie bestond uit 3 ploegen met gemiddeld ieder 20 man met aan het hoofd daarvan een brigadier.
In de sectie stad was een (adj) inspecteur als hoofd die werd bijgestaan door een adjudant en brigadier.
Woensel en Strijp hadden ieder ongeveer 34 man.
De ploegendienst bestond uit:
Een week voormiddagdienst (06.00-14.00 uur)
Een week middagdienst (14.00 - 22.00 uur)
Een week nachtdienst (22.00 - 06.00 uur)
De groep zgn. buitenwijkers bestond uit 17 man met aan het hoofd een adjudant. Zij deden vooral dienst in de buitengebieden van de stad en sommigen van hen hadden een diensthond. In de dertiger jaren waren de agenten van de buitendienst gekleed in manchesterpakken en zij hadden zich gewoonlijk getooid met een groen hoedje. Dikwijls waren zij bewapend met een karabijn.
Verder was er in de stad een zgn. baldadigheidsploeg die soms met 2 of 3 man controleerden op baldadige jeugd. (van alle tijden dus)
De groep "Diversen" bestond uit:
-
een adjudant die belast was met antecedentenonderzoeken, exercitie, schietopleiding, controle personeel
-
een brigadier die permanent bij het bureau noodhuisvesting was gedetacheerd
-
een hoofdagent ordonance
-
een hoofdagent arrestantenbewaking
-
een portier
-
2 hoofdagenten belast met innen van boetes (in 1948 inden zij in totaal fl. 18.000,--)
Uit het korpsblad van april 1949:
De mensen, die echter zo over de politieman op straat denken, hebben een zeer verkeerd oordeel over hem. Als hij zich er tenminste niet enkel toe bepaalt, om de straatstenen te tellen en zijn rondjes te lopen of te rijden, is zijn taak veelomvattend en moeilijk.
Hij is als het ware de man (toen waren er nog geen vrouwelijke agenten), die overal de spits moet afbijten. Hij staat plotseling voor een bepaald geval op straat, moet handelend optreden zonder dat hij wetboeken en andere voorschriften kan raadplegen.
Komt hij met een verdachte aan het bureau, dan wordt deze overgegeven aan de betrokken afdeling, die dan de zaak verder kan onderzoeken.
Hij is ook de man, die onder de dikwijls meest ongunstige omstandigheden in aanraking komt met het publiek, dat meestal niet al te veel op zijn hand is.
Het kan voor hem dan wel eens moeilijk zijn, om altijd de juiste toon 'te vinden en niet te „happen" op de een of andere hatelijkheid, door het publiek op hem afgevuurd. Hij dient er -natuurlijk ook onder dergelijke omstandigheden- altijd voor te waken, dat hij beleeft, correct en zeker niet ongemotiveerd handtastelijk optreedt.
Men heeft zo vaak -en zeer dikwijls zeer ten onrechte- kritiek voor het optreden van de agent, doch men dient er voor te zorgen, dat men nooit onheus tegenover dat publiek optreedt.
Men loopt op straat nu eenmaal in een „glazen kastje" en het optreden van de agent dient in alle opzichten elke toets der kritiek glansrijk te kunnen doorstaan.
Men dient voorkomend en beleefd te zijn, hier en daar de behulpzame hand te bieden en zich te onthouden van al datgene, wat op enigerlei manier afbreuk zou kunnen doen, aan de goede naam van de politie.
De activiteit van de politieman wordt heus niet bepaald door het aantal processen-verbaal, dat door hem per jaar wordt opgemaakt. Hij kan in meerdere gevallen volstaan met het geven van waarschuwingen of aanwijzingen. Hij heeft dan een specifiek opvoedende taak. Alleen dan, wanneer het een ernstige overtreding betreft of wanneer er sprake is van een onhebbelijk optreden van de overtreder, dient hij zeker tot verbaliseren over te gaan.
De gildebroeder wordt hier stevig "bewaakt" door Leo Pinxt (r) en J. Heijmans (l)
In die tijd werd er voor zo wat alles toezicht door de politie gegeven. Zeker vanaf de tachtiger jaren is dat stelselmatig afgebouwd en werden heel veel taken als oneigenlijke politietaken bestempeld en overgedragen aan andere instanties (gemeente-beveiligingsbedrijven etc.)
In april 1952 werd een deel van het korps Eindhoven als volgt ingedeeld:
Inspecteur De Kort werd chef van de sectie Stad
Hij werd, onder het hoofd van de geüniformeerde dienst, belast met:
- Algemeen toezicht op de personeelsbezetting en dienstuitvoering van de drie ploegen van de Sectie Stad;
- De zorg voor het regelmatig rouleren van de reservebrigadiers, de indeling en het uitmaken van de dienst van de adjudanten en brigadiers van de Afdeling Surveillance en Bewaking;
- De zorg voor de regelmatige detachering van de agenten van de geüniformeerde Dienst bij andere dienstonderdelen;
- De interne dienst, waaronder onder meer te verstaan: de zorg voor de agentenwacht, de cellengang, de bezetting portiersloge, gevonden voorwerpen en in het algemeen de zorg voor het aanzien van de lokaliteiten van het hoofdbureau, in gebruik bij de Geüniformeerde Dienst en binnenplaatsen, met uitzondering van de garage;
- De speciale leiding van het werk van de baldadigheidsploeg
Chef van de 3 ploegen in de stad werden (vlnr) inspecteur Panis en de adj.inspecteurs Van Rijt en Broekaart.
vlnr: De inspecteurs De Wilde en Van Osta werden respectievelijk chef van de sectie Stratum en van de sectie Woensel.
Inspecteur J. Menger
Hij had zijn bureau in het gebouw Sancta Ursula, telefoon no. 6543.
Hij werd ondermeer belast met:
- generale personeelscontrole;
- eerste opleiding en vorming;
- stormbrigade;(de voorloper van de latere M.E.)
- exercitie en schietonderricht;
- lichamelijke oefening;
- bijzondere opdrachten.
vlnr: De overige inspecteurfuncties bij de geüniformeerde dienst waren:
Ip. Odekerken als chef Verkeer met toegevoegd ip. De Jaeger en ip. Vringer die voorlopig gedetacheerd bleef bij de afdeling bijzondere wetten. Hij had als neventaak instructie geven bij de BB (Bescherming Bevolking)
1956
Knielend vlnr: Van Beers, Ad van Doremalen - ?
Staande vlnr: Verhallen - Van de Mosselaar - Louis Dassen en brigadier Stevenaar.
In 1952 zag er een verlofstaat zo uit. Deze was van Louis Dassen. Er werd precies op aangetekend wanneer iemand verlof kreeg, geparafeerd door de chef.
Hieronder zijn legitimatiebewijs. (1968)
Ploeg van de straatdienst Kerstnacht 1960.
Knielend vlnr: Jan van Ballegooij - Koos de Rouw - Jan van de Ven
Staande vlnr: Ip. Brant - Ger Straatman - Willem Raap - Ben van Dijk - Jos de Haan - Pierre Kesselaar - Wim Tijs
Surveillance -en Bewakingsdienst.
De officiële naam voor de 'straatdienst' werd later veranderd in "Surveillance -en bewakingsdienst".
Samen met de toenmalige motorrijders van de afdeling Verkeer bepaalden de geüniformeerden van deze dienst het beeld van de politie om de doodeenvoudige reden dat hun werk op straat lag en dus veel meer zichtbaar was dan het werk van bijvoorbeeld recherche of kinderpolitie.
Voor een beginnend politieman was de surveillancedienst de start van zijn loopbaan. Daar werd hij gevormd en werd er bezien of hij capaciteiten had om later bij een andere dienst als bijvoorbeeld 'verkeer' of 'recherche' te gaan werken.
David Denkers (l) met brig.Hassing
Nico Waterschoot (begin zestiger jaren)
Vaak was men geneigd om de 'straatdienst' als minderwaardig te beschouwen.
Ik kan me uit de overlevering nog een anekdote herinneren over 2 agenten uit de straatdienst die met een rechercheur (in burger dus) een verdachte thuis moesten gaan ophalen.
Toen ze aanklopten en aan de vrouw des huizes vroegen of haar man thuis was, riep die naar achter: "Tinus er staan 2 pliesieagenten en unne mens voor de deur."
Vanwege het feit dat er bij deze dienst veel jonge politiemensen werkten was het noodzakelijk dat er veel aandacht werd besteed aan begeleiding daarvan.
Door het vele administratieve werk van het middenkader (brigadiers en adjudanten) kwamen die daar te weinig aan toe.
Nieuwe agenten kregen gedurende een jaar een mentor die hen wegwijs moest maken in het praktische politiewerk.
De mentoren waren echter niet betrokken bij het beoordelen van hun pupil en de begeleiding bestond toen veel meer uit het uitleren van 'kunstjes' dan het bevorderen van eigen initiatief en de capaciteiten van de pupil te ontdekken, te benutten en uit te bouwen.
Dat veranderde eind zestiger jaren. Het beoordelingssysteem werd weer aangepast en de zgn. methodische beoordeling werd geboren.
Ook werd er een zgn. "mobiele wachtcommandant" in het leven geroepen.Het kader raakte nl. steeds minder op de hoogte van "wat er op straat gebeurde" zoals met betrekking tot jeugdgroeperingen, verkeerssituaties, baldadigheid etc. Dat had natuurlijk ook gevolgen voor het contact met het personeel waarover zij de leiding hadden en voor wie ze de diensten moesten uitmaken.
De mobiele wachtcommandant had een semi vrije dienst voor een periode van 6 weken. Hij mocht zelf zijn dienstrooster uitmaken en moest dat een week tevoren ter goedkeuring voorleggen aan het hoofd van de S.B.D.
Zijn taak was ondermeer het op tactische wijze begeleiden van jong personeel, de goede gang van zaken stimuleren bij de straatsurveillance en het mobilofoonverkeer, zijn plaatselijke bekendheid verhogen, contact leggen met buitenwijkers, hondenbrigade, bereden brigade en buitenwijkers.
Hij moest als informant optreden bij de beoordeling van het S.B.D.-personeel op het gebied van kennis en contact.
Pas in 1971 kwam er een nadrukkelijkere rol voor de mentor. Hij moest periodiek een rapport uitbrengen over zijn pupil door ieder kwartaal een zgn. "begeleidingsstaat" in te vullen voor het hoofd van de dienst.
Zaken als:
-
ziet hij zelf overtredingen,
-
hoe is zijn contact met collega's en meerderen,
-
treedt hij het publiek zelfverzekerd tegemoet
-
werkt hij met regelmaat en zorgvuldig?
-
hoe kan hij worden getypeerd (eerzuchtig, gemakzuchtig, bescheiden, leergierig etc)
-
suggesties mbt. verdere ontwikkeling en ontplooiing
Midden: Koos Antonis.
Lang voor het digitale tijdperk.
In vroegere tijden kwamen er nauwelijks schietincidenten voor waarbij de politie was betrokken.
De rijksrecherche onderzoekt alle gevallen van vuurwapengebruik van politiemensen waarbij ernstig gewonden of doden vallen.
Het Openbaar Ministerie beslist uiteindelijk op basis van dit onderzoek of betrokken politiemensen terecht hun wapen hebben gebruikt of strafrechtelijk worden vervolgd.
Zo ook het onderstaande incident.
De laatste zin uit dit krantenartikel doet vermoeden dat het allemaal nogal meeviel. Bedreigd worden met een stuk hout rechtvaardigt dat schieten?
Het "stuk hout" bleek later echter een aangepunt stuk hout dat in het donker op een soort lans leek.
De agent moest in een split second beslissen en voorkwam daarmee dat hij door die "lans" werd doorboord.
Uit het dagelijkse interne bulletin van de gemeentepolitie Eindhoven.
Na bijna 4 maanden kwam van het Openbaar Ministerie het bericht dat uit het onderzoek van de Rijksrecherche was gebleken dat er sprake was van een noodweersituatie.
Het gevolg was dat er dus tegen de agent geen vervolging werd ingesteld omdat het een strafuitsluitingsgrond betrof.
Het behoeft geen betoog dat, ondanks dat de agent er altijd vanuit is gegaan dat hij uit noodweer handelde, vier maanden wachten op de uiteindelijke beslissing toch een behoorlijke belasting is.
(Bron: Theo Heller)
Bij het korps gemeentepolitie Eindhoven heeft het lang geduurd voordat er vrouwen In de geüniformeerde dienst werden aangenomen.
Overigens was het al sinds 1911 mogelijk om vrouwen bij de Nederlandse politie aan te nemen.
Die werden dan meestal ingedeeld bij Kinder -en Zedenpolitie omdat dit voor hen het meest geschikte werk zou zijn.
In Eindhoven hebben we kort na de oorlog inspecteur Wiersma gehad die bij de kinderpolitie werkte.
De eerste vrouwen in uniform werden pas aangenomen in 1976.
U kunt daarover lezen in de rubriek "Opleiding"
Hoewel niet zo veelvuldig voorkwam als tegenwoordig waren er eind zestiger, begin zeventiger jaren, ook al verslaafden die in de binnenstad vertoefden. Weliswaar geen drugsverslaafden maar alcholisten.
Als die werden aangetroffen in zogenaamde "kennelijke staat" werden ze aangehouden en overgebracht naar het hoofdbureau aan de Grote Berg alwaar ze ter ontnuchtiging werden ingesloten in een zogenaamde sopcel.
Dat was een cel zonder meubilair en toilet. Alleen een dikke harde rubberen mat op de grond en een afvoerputje in het midden van de cel.
Daar verbleven ze dan meestal voor enkele uren tot ze nuchter genoeg waren om te worden verhoord en om weer veilig de straat op te kunnen.
Omdat openbare dronkenschap in artikel 453 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar is gesteld werd zo iemand in het vakjargon een 453-er genoemd.
Het vroeg behoorlijk wat toezicht. Ieder half uur moest de cel worden gecontroleerd om te kijken of de betrokkene nog in orde was. Daarvan moest dan aantekening worden gemaakt op een papier dat op de celdeur hing.
Mocht er dan iets met de verdachte gebeuren dan moest aangetoond worden dat er voldoende toezicht was geweest.
Op een bepaald moment mochten er geen dronken mensen meer worden ingesloten omdat het in den lande was voorgekomen dat iemand in de cel was overleden die als dronken was ingesloten, bijvoorbeeld omdat hij een beroerte had gehad.
Een verkeerde beoordeling omdat iemand sterk naar drank rook, soms had overgegeven en moeilijk aanspreekbaar was.
Een prima beslissing om hiermee te stoppen. Niet alleen vanwege de kans op foute beoordeling.
Degenen die ontnuchterd waren werden 's-morgens rond 6 uur uit de cel gehaald door politiemensen in te laatste uur van hun nachtdienst. U kunt zich voorstellen wat voor geur er naar buiten kwam als de celdeur werd geopend en betrokkene daar zijn behoefte op de grond had gedaan en de hele nacht in zijn eigen vuil had liggen woelen.
Bovendien kostte het overbrengen van dronken lieden met een dienstauto heel veel tijd en werd het door velen gezien als taxiritje.
Hoofdagent Henk Swinkels die tijdens zijn surveillance op de fiets een van de notoire drinkers uit de binnenstad aantrof.
De veranderingen in de zestiger jaren gingen ook niet aan de politie voorbij. Steeds meer jongere agenten gingen deel uitmaken van het korps, gerecruteerd uit de maatschappij van toen. Het was dus onvermijdelijk dat ze zich in hun vrije tijd niet meer kleedden in een driedelig kostuum maar ook gewoon de kleding droegen die bij hun leeftijd paste.
Dat was ook zo met de haardracht. De kortgeknipte kopjes verdwenen uit het straatbeeld en maakten plaats voor de lange haardracht. Ook in het korps tot grote ergernis van de hoofdcommissaris die er de krant mee haalde.
Niet alleen de haardracht was een verandering maar ook de acceptatie van de toen nog strakke hiërarchie begon te minderen. Het was niet voor niets dat men begin zestiger jaren op middelbare scholen actief begon te werven. De vooroorlogse generatie politiemannen zou binnen afzienbare tijd de dienst verlaten en de sterkte moest toch minimaal hetzelfde blijven.
De 'jonge garde' nam stapsgewijs niet meer vanzelfsprekend aan dat de baas altijd gelijk had. Dat had natuurlijk gevolgen. Het kader was gewend dat, alles wat men opdroeg, voetstoots werd aangenomen en dat veranderde. Er werden kritische vragen gesteld en dat was men niet gewend.
Dat was overigens niet iets wat plotseling veranderde.
Er gingen jaren overheen voordat die omslag werd gemaakt.
Begin tachtiger jaren werden door sommige leidinggevenden nog memo's verstuurd zoals die hieronder. In dit geval de adjudant aan de brigadier.
Tot in het begin van de zeventiger jaren bestond in het korps het zogenaamde wijkenboekje.
Voet -en fietssurveillance was dagelijkse kost.
De uitdrukking "zes pond" was toen zeer gebruikelijk.
Iedere dag werd er door de dienstdoende ploegbrigadier een dienstlijst gemaakt waarop voor iederen te zien was wat hij die dag van uur tot uur moest doen.
Overdag en in de middagdienst was dat veelal voet -of fietssurveillance. Als iemand van de 9 uur dienst 6 uur voetsurveillance had werd dat "zes pond" genoemd. Zes uur lopen, verdeel in telkens 2 uur waarna 1 uur "wacht". Die wachturen werden aan het bureau doorgebracht om te eten en de administratie af te werken.
In het wijkenboekje, dat iedereen op de man kreeg uitgereikt, stond precies omschreven welke straten tot een bepaalde wijk behoorden en hoe je die moest besurveilleren. Omdat de chef natuurlijk willde weten of iedereen deed wat hem was opgedragen werd dat gecontroleerd door het bureau interne controle. In het korps "sectie stiekem" genoemd. In elke wijk werden zogenaamde halfuurs -of uurspunten aangewezen. Dat waren punten in de wijk waarop je elk halfuur of uur even moest halthouden. Het bureau "sectie stiekem" had dan de gelegenheid te controleren of iemand ook daadwerkelijk in zijn wijk was.
Hieronder enkele foto's van een straatbeeld midden zestiger jaren.
De Demer met Nico Waterschoot die een groep jongeren aanspreekt.
Nico Waterschoot nabij de voetgangersoversteekplaats Vestdijk-18 Septemberplein. Deze post werd dagelijks bemand door vaak de jongste agenten of oudere collega's die geen dienstrijbewijs hadden voor de surveillanceauto.
Op de dienstlijst werd die aangeduid met 1HV (een hulp verkeer). Je was voornamelijk aanspreekpunt voor bezokers van de binnenstad.
Op de achtergrond het toenmalige busstation met de houten keet waar de chauffeurs pauzeerden. Zie ook foto hieronder.
Nico Waterschoot (r) en Bert Bakker met het bekende politiedafje. Op het dak de in eigen garage ontworpen en gemaakte dakrail met blauwe lamp en stopbord.
Jan Kersten tijdens een bromfietscontrole in het tijdperk van de minirok en Mobylette,
De voorloper van routeplanner.
Een straatnamenboerkje uit 1978.
Voor Eindhovennaren was het al moeilijk om te weten waar alle straten in Eindhoven lagen laat staan voor dienders die van buiten Eindhoven kwamen.
Als mensen de weg vroegen wilde je natuurlijk niet met de mond vol standen staan.
Achter elke straatnaam was met letters en cijfers de ligging van elke straat vermeld die verwees naar een stadsplattegrond in het midden van het boekje.
Ook was het stadsdeel aangegeven waarin de straat lag met het nummer van de wijk waarin de betreffende straat begon, gerekend vanuit het centrum.
En als je er als nieuweling niet uitkwam was daar ook de meldkamer nog voor goede raad (als je tenminste verbindingsmiddelen had)
In 1976 heb ik (webmaster) een onderzoek gedaan naar de gemiddelde leeftijd in de ploegen van de surveillancedienst in de districten I en II.
Ook werd het gemiddeld aantal jaren ervaring daarnaast gezet.
Het leverde het onderstaande resultaat op.
Het verloop van het aantal surveillanten in die jaren was als hieronder is weergegeven. In het piekjaar 1974 had men gemiddeld drie jaar ervaring.
In de agentenwacht van het bureau aan de Grote Berg 59. Aan tafel Johan Heijnemans (l) en Renë Manders
Gekantelde vrachtauto op de A67(augustus 1972)
Links Peter van Zanten en rechts Lod Mollen van de surveillancedienst.
1974-1975 Frans Hijnen in de DAF met daarop een in eigen beheer van de politiewerkplaats ontworpen en gemaakte dakdrager.
In mei 1975 werd PSV kampioen.
De surveillancedienst zorgde voor de begeleiding van de oldtimer waarin keeper Jan van Beveren. Op de achtergrond Frits Philips.
Tegenwoordig is zo'n manier van begeleiding van enkele agenten met "platte pet' jammergenoeg niet meer mogelijk.
Vooraan links Lod Mollen en rechts Ger van Beers.
Op de achtergrond Bert van Wijk (l) en Herman Maas (r)
Hans Strijbos als agent in 1977 en als hoofdagent 5 jaar later.(l)
Joop Arends (r) en Ted van Hoof tussen 1978 en 1980. Ze maakten toen deel uit van de F-ploeg District I (hoofdbureau)
Op de Piazza waar toen nog de zilverkleurige pijpen stonden die later werden overgeplaatst naar het Henri Dunantpark.
Joop Arends en Ted van Hoof op de Demer.
Toen waren bontzaken in het straatbeeld nog gewoon (Dora van de Ven Pelterijen)
Foto's van ploeg C tijdens een 'uitje'
Men krijgt uitleg van een boswachter.
Vlnr: Ruud Swart, Jan Boersma, boswachter, Sander van Blerk, Johan Heijnemans, Nico Dohmen (?), Stan van den Buijs, Ted van Hoof en Ruud Tijs.
Johan Heijnemans op het dak, op de rug Sander van Blerk, Jan Boersma, Leon Smits, René Manders en Erik van de Put.
1977: Ploeg F bureau Woensel in het toen nieuwe bureau aan de Koning Arthurlaan
Zittend vlnr: Wil van de Ven - Jan Willem Kooijmans - Hans Voogd - Peter van de Wal
Staand vlnr: Jan Sanders - Loek Moes - Ger Boereboom - Ad Berkers.
Op de binnenplaats werd onderstaande foto gemaakt.
ONDER: Ook werden er soms basisscholen bezocht om de leerlingen te wijzen op het belang van een deugdelijke fiets die aan de eisen voldeed.
Daar werden dan de fietsen gecontroleerd en de eventuele tekortkomingen genoteerd om mee naar huis te nemen.
Dat viel onder het aandachtsveld verkeersopvoeding.
Geert Meijer
Jo Becs
Begin jaren ’80 zet de ANWB-wegenwacht in Eindhoven de eerste motor in . Ze huren een fotograaf in voor het maken van wat promotiefoto’s en vragen of de politie even mee wil poseren voor wat leuke plaatjes. Tony Bonte(r) en Theo Heller, van de E-ploeg in Woensel, dragen hun steentje bij.
bruiloft Piet Biermans
Vooraan links: Piet Eijkelenberg.
Rechter rij van voor naar achter:
Roel van de Vlag - Wil Blommers - L. Bongaerts - Dré Boerboom en Theo Lenssen.
Bruiloft Piet Biermans
Linker rij van voor naar achter:
Piet Eijkelenberg - G. Janssen - Cees van de Berg - Klinkenberg en De Rooij.
Rechter rij van voor naar achter: Roel van de Vlag - Wil Blommers - L.Bongaerts - Dré Boerboom - Theo Lenssen.
vlnr: Piet van de Broek - Piet Wiegers - Wim van Gaalen - Van den Hurk - adjudant Berben - Frans van Beers - Magnee - Frans van Dorp
De witte petten werden gedragen door leden van de surveillancedienst die tevens verkeersregelaar waren.
Die stonden ook op kruisingen waar een putje in het wegdek was aangebracht waar ze een verplaatsbaar verkeerslicht konden plaatsen.
Dat moesten ze zelf daarheen brengen en erin plaatsen.
Hieronder is Frans Kuipers aan het werk op het kruispunt Vestdijk-Nieuwstraat toen er op 5 januari 1956 een Driekoningenoptocht werd gehouden.
vlnr: Piet Musters - Henk Barten - Toon Yntema - Lambert de Jonge - Nico van de Moosdijk - Henk van Genabeek - Piet Wiegers - Jan van Eeuwijk - Jan Vermeulen - Heeffer.
Als er uit een ploeg iemand trouwde waren collega's niet te beroerd om streken uit te halen.
Zo ook bij de bruiloft van Werner van Brussel die als vervoer een mooie Jaguar had gekozen.
De chauffeur daarvan werd met zijn auto door zijn ploegmaten weggestuurd waarna zij met onderstaand vehikel het heft in eigen hand namen.
Tot grote hilariteit van zijn collega's.
Met dank aan Ted van Hoof voor de foto's.
Klaar voor de grap
Peer Retera als chauffeur van de limousine.
Peer Retera biedt het bruidspaar een glaasje aan.
Op de achtergrond kijken toe vlnr: Leon Smits - Han de Brock, Ted van Hoof en uiterst rechts Erik van Pareren.
Bij het vormen van een erehaag ging het er wel serieus aan toe.
Rechts naast de bruidegom in de erehaag vlnr: Jos Rijnaarts - Anton Aerts - Stan van den Buijs - Sander van Blerk.
Aankomst bij het café.
zonder woorden......
Het 'incident' haalde zelfs het Eindhovens Dagblad. (met dank aan Peer Retera)
Peer Retera met de Opel Ascona als surveillanceauto.
Begeleiding bij huwelijk collega Ronald Jacobs door Theo van der Aalst (l) en Huin van Koppenhagen (r)
Bij aanvang van iedere dienst werd een briefing verzorgd door de dienstdoende ploegbrigadier. Daarin werden alle bijzonderheden en opdrachten gegeven waarmee men tijdens de dienst rekening moest houden. Actuele problemen zoals een toename van inbraken in een bepaald gebied, voortvluchtige verdachten etc. kwamen aan de orde.
Verder werd ieders taak voor die dienst aangegeven en toegelicht.
Deze foto is van ploeg C in District II (Woensel). Op de kop van de tafel : John Leuvering
Links van de tafel vlnr: Luuk Ruijs - Steef Kohlbrugge - Jolanda Vermeulen - Hans van den Broek- Hans Duijvesz
Rechts van de tafel vlnr: Brigadier Zef Kleuters - Ruud Swart - Astrid Dillen.
Links: Ed Mulder en Sylvia Kanters
Rechts: Een fan die tijdens het carnaval 1983
op de foto wilde met Frans Hijnen(L) en Piet Wiegers.
Wil Becs en Nanda van de Schel tijdens surveillance Binnenstad. Wil was haar mentor.
Hoek Kerkstraat-Rechtestraat met links boekhandel van Pierre.
Totdat de afhandeling van bekeuringen werd geautomatiseerd kreeg iedere agent periodiek een aantal kwitantieboekjes uitgereikt.
Je kon toen als overtreder voor veel overtredingen nl. op straat cash betalen.
Er waren verschillende boekjes met kwitanties voor de vele verschillende overtredingen. Van voetganger/fietser tot aan bestuurder van motorvoertuigen.
Als de overtreder op straat had betaald werd een kwitantie uit het boekje gescheurd en aan de overtreder uitgereikt. Het andere deel van die kwitantie (links) bleef in het boekje achter.
De verbalisant diende het ontvangen geld onder zich te houden totdat hij een nieuw boekje nodig had. Dat leverde hij dan in bij zijn chef die aan de achtergebleven strookjes kon zien hoeveel geld de verbalisant aan hem moest afdragen.
Alle overtredingen dienden ook dezelfde dag (met pen) te worden ingeschreven in een boek met de naam van de overtreder, de naam van de verbalisant, welke overtreding het betrof, waar die was gepleegd en het nummer van de bon die was uitgeschreven. Zo kon de chef zien hoeveel bekeuringen er iedere dag waren uitgereikt en door wie.
Een bewerkelijk systeem dat veel tijd kostte.
Het was natuurlijk ook een behoorlijke verantwoordelijkheid voor de surveillanten om het geld te bewaren. Klopte het geldsbedrag niet met het aantal bonnen dat je bij de chef inleverde kon je het zelf 'dokken'.
Onder: In 1991 vond de verhuizing plaats van het St. Josephziekenhuis aan de Aalsterweg naar Veldhoven.
De ambulances werden begeleid door personeel van de GP Eindhoven, Veldhoven en de Koninklijke Marechausse.
1=Frank Meeuwsen 2=William Damen 3=Loek Mies - Achter Loek Mies staat Toon de Groot (ongenummerd)- 4=Arno Janssen 5=Gerard Hortensius 6=Adj. Dirven (Veldhoven)
7= 8= 9=Toon Goossens 10=Huib van Koppenhagen 11= John Kwanten 12=Theo van den Eijnden
13= Gerrit van den Dungen.
Achteraan bij de ingang met pet en baard: Hans Strijbos.
(Ploeg Bureau Aalsterweg) vlnr:Jan Kleuskens - Toon de Groot - "Kootje" Straatman - Peter Bisschops - Anita de Louw - ? - Arno Jansen
Briefing van bureau Strijp in oprichting. Herkenbaar zijn vlnr: Henk Tromp - Peter van de Wal en Peter van Lieshout. (begin negentiger jaren)
Informele bijeenkomst van personeel bureau Woensel.
Herkenbaar vlnr: Fred den Ouden - Theo Hijnen - Ton Beliën - Ben Takkenberg - Joop Paulissen - Kees Braat - Jan Brouwer - Gerrit ten Broek.
In de oude organisatie van de GP Eindhoven, dus ruim vóór de reorganisatie van 1994, was Jan Brouwer de eerste adjudant die tot inspecteur werd bevorderd.
Briefing bureau Tongelre.
Vlnr: Luuk Ruijs - Sander van Blerk - Fred den Ouden - Lucré van Dael - Jan van Bussel - Gerrit Gerrits en Jan de Ridder.
Bijeenkomst bureau Koning Arthurlaan.
bijeenkomst onbekend waarvoor.
vooraan vlnr: John Leuvering - - Jan Smeets (met bril) en linksachter hem Eric van Pareren met rechts daarvan Raymond Verschoor en nog juist zichtbaar Suleyman Ortac.
2e rij: Gerrit ten Broek - Henk van Leest - met grijze broek Rien Berlo
Achterin vlnr: Kees Braat - Hans Voogt - Peter Hunting - Fred den Ouden - Oscar Cornelissen - Yvonne Cornelissen - Gerrit Gerrits - Jan de Ridder - Ronald Jacobs - ?
Klik op de afbeedling voor vergroting.
Vlnr: met armen over elkaar Hans van den Bergh - Jan Brouwer - Jeanne van de Schoot - Wim de Louwere - Frans Hijnen en Gré Yntema.
Bureau Koning Arthurlaan
Vlnr: Tini Eijkemans - Peter van Zanten - Albert Dennekamp - Jan de Ridder - Gerrit Gerrits - ?
Loek Mies in de periode tussen 1990-1993 toen hij als wijkagent werkzaam was in de Kruidenbuurt.
Op 27 mei 1990 werden per vergissing twee Australische toeristen in Roermond door leden van de IRA gedood omdat die dachten dat het Britse militairen waren.
De Eindhovense politie kreeg het verzoek om strategische posten te bemannen door collega's met schietvesten.
Loek Mies (boven links) en zijn collega Kees Hermans waren in de nachtdienst op het tijdelijke bureau aan het Balsemienplein en kregen van de meldkamer de opdracht ook een post in te nemen.
Dat het in die tijd nauwelijks voorkwam dat politie in schietvest gehuld de straat op moest blijkt wel uit het volgende:
Beiden gingen in het bureau op zoek naar schietvesten die van een abominable kwaliteit bleken te zijn.
Het waren schietvesten voorzien van steekzakken waarin je losse stalen platen moest steken. De vesten waren bedekt met rode schimmel en de bevestigingsbanden om ze op het lichaam te bevestigden konden het gewicht niet dragen en knapten, totaal verrot, in een dikke stofwolk.
Loek maakte bovenstaande foto en hechtte die aan een uitgebreide mutatie (verslag).
Hij kon niet weten dat de volgende dag Kees Braat (l) die bij het Centraal Informatie Centrum die mutaties moest verwerken, alles bij Huub Raeven op het bureau legde.
Dat had tot gevolg dat die onmiddellijk een onderzoek liet starten naar de behoefte aan schietvesten.
Waarschijnlijk heeft de gezichtsuitdrukking van beiden daar ongetwijfeld toe bijgedragen.
In mei 1981 was er een einde gekomen aan een aparte groep motorrijders. De groep motorrijders die deel uitmaakte van het Bureau Verkeerstoezicht en Operationele Verkeersbeheersing, was opgeheven.
Die taak diende voortaan te worden uitgevoerd door de mensen van de Surveilance en Bewakingsdienst (SBD) Dat moest leiden tot een bredere taakstelling en het specialisme werd afgeschaft.
Bij de SBD waren ook vrouwelijke collega's werkzaam en het was dus wachten op de eerste vrouw als motorsurveillant.
Nadat in december Sylvia Welten-Kanters - 23 jaar- (L) was geslaagd voor haar rijbewijs A werd ze als eerste vrouw motorsurveillant. Dat was geen landelijke primeur maar wel een voor het korps Gemeentepolitie Eindhoven.
Uiteraard werd daar toen uitgebreid aandacht aan besteed in het korpsblad "Polivisie".
Sylvia: "In principe kan elke politietaak zowel door mannen als vrouwen worden uitgeoefend. Enige nadeel is dat de vrouwen over minder fysieke kracht beschikken.
Het blijkt echter dat er zich in de praktijk weinig situaties voordoen waarbij dit als een gemis wordt gevoeld. Op veel taakgebieden binnen de politie zijn een aantal persoonlijkheidskenmerken vereist die los staan van het geslacht. Bij de ME moet je in groepen kunnen werken en bij de recherche moet je redelijk zijn in schriftelijk werk."
Sylvia wilde motorsurveillant worden omdat ze vond dat iemand van de surveillancedienst alle taken binnen die dienst moet kunnen uitvoeren. Ook vond ze, naast het motorrijden, gericht verkeerstoezicht een interessant aandachtsveld.
Toen ze een verzoek indiende voor een opleiding als motorsurveillant werd de districtsleiding enigszins overvallen maar werd daarna alles snel geregeld.
Het eerste praktische probleem waar ze tegen aan liep was de kleding. Die was in het korps niet voorhanden. In eerste instantie werd als broek de ballonbroek gepast maar die was weinig flateus. Toen werd er, zoals in andere korpsen, gekozen voor de rijbroek die ook bij de Bereden Brigade werd gebruikt.
Een ander probleem waar een vrouw mee te maken zou kunnen krijgen was de grootte van de motoren die bij het korps in gebruikt waren. Voor Sylvia was dat echter geen probleem.
Sylvia dacht dat omdat er pas kort vrouwen werkzaam waren binnen het korps, er geen discussie was geweest over het wel of niet aanstellen van vrouwelijke motorsurveillanten. Vanwege het verplaatsingsbeleid konden voorheen vrouwen geen motorsurveillant worden omdat het toen nog een aparte afdeling was.
Tijdens de surveillance op de motor viel het haar wel op dat andere weggebruikers wat nadrukkelijker naar haar keken dan wanneer ze in een surveillanceauto reed.
Het Eindhovense publiek was immers tientallen jaren mannen op een surveillancemotor gewend.
Sylvia verwachtte dat er wel meer vrouwelijke collega's als motorsurveillant opgeleid wilden worden.
In de ploegen werd daar heel positief op gereageerd en ze zagen dan ook geen reden om het niet te doen.
De meesten hadden dezelfde motieven als Sylvia om die taak te gaan uitvoeren.
Met deze stap was er weer een taakgebied binnen het korps Eindhoven bijgekomen waarin vrouwelijke collega's werkzaam konden zijn.
Er was een trend waarneembaar dat steeds meer functies door vrouwen bekleed zouden gaan worden.
DIT ONDERWERP KAN MET UW HULP NOG WORDEN UITGEBREID.
MOCHT U ALS OUDGEDIENDE HIERAAN EEN BIJDRAGE WILLEN LEVEREN MAIL ME DAN AUB.