De Recherche - Interview Giel Baken

 

Giel Baken 1974Op 1 februari 1974 vierde Giel op 89 jarige leeftijd zijn zestigjarig huwelijksfeest. Samen met zijn 5 kinderen, 22 kleinkinderen en 4 achterkleinkinderen. Bij die gelegenheid sprak ik nog met hem. Hij gaf op zeer pittige toon aan dat hij zo weer bij de politie zou gaan en dat ze nog op hem konden rekenen. 
In het toenmalige korpsblad De Grote Berg gaf hij een interview.

Giel was voor hij trouwde eigenlijk schoenmaker, volgens hem een van de slechtste beroepen in die tijd. Daarom ging hij eens praten met opper Berends van de marechaussee. Die deed vervolgens een goed woordje bij een inspecteur in Eindhoven zo ook de burgemeester van Borkel en Schaft. Het resultaat was dat hij op 1 mei 1913 bij de politie werd aangesteld met een salaris van fl. 550,-- per jaar en een gratis uniform.

van-den-broek-60-jaar-getrouwdHet korps Eindhoven (dus vóór de annexatie) bestond uit inspecteur van Dorsselaar, een hoofdagent en 5 agenten. De totale korpsuitrusting bestond uit één fiets.

Giel: "Er werd in die dagen veel gevochten. Vier of vijf vechtpartijen per dag was geen uitzondering. Dat kwam omdat er zoveel werd gedronken. Er werd echt gezopen! Ja jongen, er is hier in de stad veel bloed gevloeid en er zijn heel wat politieunformen vernield."
Na de annexatie in 1920 werd Giel rechercheur en bleef dat tot aan zijn pensionering  op 1 mei 1945. Samen met de hoofdagent van den Broek zat hij in de zogenaamde "vrije dienst".
Er werden door hen veel grote misdrijven opgelost. Ze hadden hele goede contacten in de onderwereld en soms kwamen ze een hele week niet op het bureau. Ze reisden overal naar toe en haalden hun informatie bij souteneurs en prostituees. Dat waren toen hun voornaamste inlichtenbronnen.
Moordzaken, geldovervallen, brandkastdiefstallen en de toen zeer gevreesde brandstichtingen die er in Eindhoven waren en die voor miljoenen in de as legden. Boerderijen, fabrieken, de Volksbond etc.
Giel: "We kregen een vermoeden dat er op de Aalsterweg iets zou worden aangestoken. We hielden die wetenschap geheim, braken in bij het gemeentehuis en namen vandaar een brandblusser mee. Zo gingen we zitten posten. De brandstichter kwam en om bewijs te hebben lieten we hem eerst de zaak aansteken. Toen het brandde arresteerde Van den Broek de dader en bluste ik de brand met de gestolen brandblusser, een minimax. De andere morgen kwam het uit dat er op het gemeentehuis was ingebroken en dat er een minimax was gestolen. Burgemeester Verdijk ontdekte de "inbraak" en er moest heel wat worden gepraat voordat de zaak de wereld uit was.
Ook in Woensel hadden we iets te maken met brandstichting. Ik meen dat het in de Wattstraat was. Daar gooide iemand benzine in zijn huis en wilde dat door middel van een soort lont op afstand in brand steken. Voordat het lukte arresteerden we hem. Over deze zaak is nog een bekend arrest van de Hoge Raad.
Onze goede contacten in de onderwereld hielden we geheim. Niemand wist hun namen wat ons ooit in grote moeilijkheden bracht toen we in Den Bosch moesten voorkomen.
Toen we weigerden die namen te geven werden we door twee rijksveldwachters afgevoerd en voor anderhalf uur gegijzeld. Toen kwamen ze er achter dat er een arrest bestond dat aangaf dat we in ons recht stonden en werden we weer naar de rechtszaal gebracht. Geen excuses. Daarvoor waren we te laag.
Ik heb onder drie korpschefs gediend. Inspecteur van Dorsselaar, Commissaris Brinkman en Hoofdcommissaris van der Werf. 
Aan commissaris Brinkman heb ik de beste herinneringen. Als het aan hem had gelegen waren er in Nederland geen gevangenissen. Hij zou alle gevangenen hebben laten gaan.
Als er een agent een rapport had gehad kreeg hij van de commissaris een sigaar in plaats van straf. Zelf heb ik maar een keer straf gehad. Dat was nog onder Van Dorsselaar. Ik was toen in de wacht in slaap gedommeld. Zodoende...
In de oorlog heb ik natuurlijk ook van alles meegemaakt. Op een bepaald moment kwam er een N.S.B.-er collecteren voor de winterhulp. Ik dacht, barst en ik zei hem dat het daarvoor nog veel te vroeg was. Later moest ik samen met inspecteur Matla bij de Ortscommandant komen. Matla zorgde ervoor dat ik de dans ontsprong. Volgens mij had hij de Duitser verteld  dat het me niet aangerekend kon worden omdat ik overliep van stommigheid. Ik ben dat nooit vergeten en ik ben daar Matla nu nog dankbaar voor.
gedicht-buysJa samen met Van den Broek heb ik veel meegemaakt. Hij was een rasrechercheur en een vent die ze in Londen nog wel hadden kunnen gebruiken. In de oorlog verloor hij bij een bombardement zijn vrouw en hij viel later -vanwege Jodenhulp- in handen van de Duitsers. Hij overleed in de Marechausseekazerne aan de Tuinstraat voordat we hem hadden kunnen laten ontsnappen. Daar waren al plannen voor gemaakt.
Als ik 25 jaar was kwam ik me morgen nog melden. Ik ben nog steeds een politieman en kan geen kwaad woord over de politie horen. Dan spring ik er meteen in.
Ik las in de krant dat de twee verdachten in de zaak van juwelier Van de Kerkhof zijn vrijgelaten. Dat gaat me echt aan het hart. Ik vind dat een rechercheur zo lang mogelijk aan een zaak moet kunnen werken. Het is niks waard als hij 6 of 7 dingen tegelijk moet doen. Ik hoop dat jullie nog veel misdadigers vatten en dat ge het er allemaal goed afbrengt in uw politieloopbaan. We lezen nog steeds de politieberichten in de krant en het korpsblad lezen van begin tot eind. Vooral de gedichten (boven) van mijn oude kameraad Buys uit Australië lezen we elke keer nog. Met dat blaaike zijn we buitengewoon blij."

   TOP