Het persoonsbewijs van politieman Janus Franken.
Het jaarverslag dat aan het einde van 1940 werd opgemaakt, rept met geen woord expliciet over de oorlogsperiode tussen 10 mei en 31 december 1940.
Het telt slechts 8 pagina's waaronder de twee afgebeelde.
Op 15 januari 1941 werd Willem Dijs, de chef van de Philipsbewaking, door Seys Inquart benoemd als korpchef van Eindhoven.
Op 30 januari 1941 bracht hij een nieuwe Algemene Dienstorder voor het korps uit.
Politieopleiding Schalkhaar
De Duitsers wensten een nieuwe generatie politiemensen te kweken, die in de Duitse nazi-sfeer opgeleid en dienovereenkomstig geïndoctrineerd waren.
Voor dit doel richtte men twee nieuwe opleidingscentra op: de Politie Officieren School te Apeldoorn en het Politie Opleidings Bataljon te Schalkhaar. (boven) Een kort filmpje over deze opleiding staat op de website OORLOG IN BLIK
'Schalkhaar' werd berucht als het symbool van het nieuwe type van de onvaderlandslievende, nazi-achtige politieman, hetgeen niet altijd terecht was.
Veel jonge mannen zagen via het Opleidings Bataljon een kans om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen.
De Verordening Organisatie Politie (VOP), die op 1 maart 1943 in werking trad bepaalde dat de politie een aangelegenheid van staatszorg was.
De politiekorpsen van Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage, Utrecht, Haarlem, Groningen, Eindhoven en Arnhem werden Staatspolitie.
In 121 middelgrote gemeenten bleef de Gemeentepolitie bestaan, maar zij werd ondergeschikt aan de Staatspolitie-instanties. In de overige gemeenten van het land was de politiedienst in handen van de Staatspolitie zijnde de Marechaussee/Gendarmerie. Voor de gehele Nederlandse politie werd een uniform rangenstelsel met militaire benamingen vastgesteld en nieuwe uniformen.
Met ingang van 10 november 1942 diende al te worden overgegaan tot het dragen van het nieuw in te voeren politie-uniform
bij de gemeentepolitiekorpsen en nieuwe stedelijke Staatspolitiekorpsen. Voor de gehele Nederlandse politie kwam er een uniform met een platte pet met klep en een tuniek met een gesloten dubbele kraag. De kraag was voorzien van kraagspiegels met daarop de rangonderscheidingstekens.
De petemblemen bestonden uit het politie-embleem (de springende granaat) op de petbol en daaronder, op de petband, het nationaal embleem (een kokarde in driekleur, omgeven door een lauwerkrans).
Alle uniformknopen waren 'granaatknopen', waarop in reliëf de springende granaat als politie-embleem afgebeeld was.
Voor 1990 was er nog nooit een gedegen onderzoek of werk gepubliceerd over de groep die in Schalkhaar opleiding heeft genoten. Ter verkrijging van de graad van Doctor aan de Rijksuniversiteit te Leiden schreef J.J. Kelder een proefschrift "De Schalkaarders" dat hij op 1 november 1990 verdedigde. (ISBN 90-204-1988-9 Veen uitgevers)Dit uitgebreide proefschrift laat zien dat het niet zo eenvoudig was om een juist oordeel over de groep te vellen en iedereen over een kam te scheren. Het gaat te ver om dit proefschrift in zijn geheel weer te geven vandaar de verwijzing naar het isbn-nummer voor degenen die belangstelling hebben in het complete verhaal.
Hieronder een deel van zijn eindconclusie.
Het is kortom te gemakkelijk om bij het thema 'collaboratie van de Nederlandse politie' uitsluitend aan Schalkhaarders te denken.
Ook de gewone politie maakte deel uit van Rauters politiebedrijf. Er zijn in feite heel wat parallellen tussen de in dienst gebleven p.o.b.-ers en hun niet-Schalkhaarse collega's die steeds hun taak bleven verrichten. Het blijft natuurlijk mogelijk, dat Schalkhaarders herhaaldelijk intensiever zijn ingezet bij de uitvoering van Duitse opdrachten. Ook is wellicht het aantal nationaalsocialisten of sympathisanten van de nieuwe orde onder de p.o.b.-ers groter geweest dan bij de gewone politie.
Toch zegt het etiket 'Schalkhaarder' niet alles.
Het hoeft niet te betekenen dat betrokkene de Germaanse groet heeft gebracht: dat geldt alleen voor degenen die na 10 oktober 1942 bij het p.o.b. een cursus volgden.
Het houdt niet automatisch in, dat men nooit eerder bij de politie had gewerkt: ook talloze politiemannen die al een functie bij de politie bekleedden, bezochten de school voor een bij scholingscursus.
Het impliceert geenszins, dat men nationaal-socialist was of werd, zoals het ook niet betekent dat men altijd trouw alle Duitse opdrachten heeft uitgevoerd.
Het betekent niet, dat men bij een gesloten eenheid was ingedeeld en als dat wél het geval was, dan is daarmee nog niet meteen gezegd, dat men dus ook een bruut optredende zwarte Tulp is geweest. Het gemeenschappelijke 'oorlogs verleden van p.o.b.-ers bestaat hieruit, dat zij een cursus volgden of een baan aanvaardden bij een op nationaalsocialistische leest geschoeide instelling, op zichzelf natuurlijk reden genoeg voor een collectieve zuiveringsmaatregel. Voor het overige laat de term 'Schalkhaarder vrijwel evenveel mogelijkheden open als de omschrijving 'politieman in de bezettingstijd'.
Negen jaar na bovenbedoeld proefschrift, op 26 februari 1999, promoveerde de Eindhovense oud commissaris D.M. de Jaeger (l) op het proefschrift 'De houding van de Nederlandse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog in de grote steden van Noord-Brabant'. (ISBN 90-6663-041-8, f 45)
De Jaeger: "Het oordeel over het functioneren van de politie tijdens de oorlog is in het algemeen niet erg gunstig. Veel mensen beschouwden de politie als verlengstuk van de bezetter.Het beeld is veel genuanceerder dan in sommige standaardwerken wordt geschetst. Vooral in de reeks van Lou de Jong komt de politie er bijzonder slecht van af. Dat oordeel was vaak gebaseerd op zeer emotionele gebeurtenissen, zoals de jodenvervolging, de arrestatie van onderduikers en het optreden tegen zwarthandelaren.
In het westen van het land is het optreden tegen de joden veel radicaler geweest. Bovendien heersten daar de specifieke omstandigheden van de hongerwinter. De Jong heeft zijn vernietigende oordeel voornamelijk gebaseerd op gegevens uit het westen van het land. Maar de rol van de Amsterdamse politie was een heel andere dan die van de politie in Brabant. Het beeld dat de politie in heel Nederland niet deugde, is te kras. Er zijn genoeg politiemensen in Brabant geweest die tijdens de oorlog geen enkele keer in aanraking zijn gekomen met joden.
Mijn conclusie is dat het merendeel van de politie niet beter, maar ook niet slechter heeft gefunctioneerd dan andere beroepsgroepen tijdens de bezetting. Terwijl ze wel in aanzienlijk moeilijker omstandigheden moesten opereren. Natuurlijk, er zaten ook aperte fouten in het politie-apparaat, die op verraderlijke wijze hulp verleenden aan de vijand. Maar het is onterecht om dit het hele politiekorps aan te rekenen.
De politie werkte met een onduidelijke opdracht. Het beeld bestaat dat de politie meewerkte met de bezetter. Maar daar was niets onoirbaars aan.
Al in 1937 had de regering de aanwijzing gegeven dat ambtenaren bij een vijandelijke bezetting op hun post moesten blijven in het belang van de bevolking. Pas als zou blijken dat de belangen van de bezetter meer gediend werden - dus als het eigenlijk naar collaboratie ging rieken - moest de functie worden neergelegd.
Dat was een vreselijk dilemma voor de politiemensen en andere ambtenaren. Want waar lag het omslagpunt? Als ze nou bij de ambtseed ook trouw aan de Führer moesten zweren, dan was het duidelijk geweest. Maar dat gebeurde niet.
De inpalming van de politie ging stapje voor stapje. Het omslagpunt werd voor veel politiemensen eigenlijk pas bereikt met de april-mei-staking in 1943.
Het overgrote deel van de politiefunctionarissen had sympathie voor de stakers. Maar ze kregen wel de opdracht om krachtdadig op te treden, geen waarschuwingsschoten te lossen en onmiddellijk raak te schieten zonder aanzien des persoons.
Desondanks is, zo merkt ook De Jong op, voor zover bekend nimmer raakgeschoten.
Dat deze opdrachten niet werden uitgevoerd, wijst erop dat ook binnen de politie-organisatie het lijdelijk verzet groeiende was. Het trieste van het verhaal is echter dat de meeste joden toen al waren gedeporteerd.'
De rol van de gewone politieman is bij de deportatie van joden beperkt geweest. De opsporing en arrestatie van ondergedoken joden werd vooral uitgevoerd door speciaal geselecteerde politiefunctionarissen die deel uitmaakten van de zogenoemde Politieke Politie, of die bij de Sicherheitspolizei waren gedetacheerd. Met name deze kleine groep apert foute politiefunctionarissen, die merendeels pas tijdens de bezetting in dienst waren getreden, hebben gezorgd voor het slechte imago van de politie.
Daarnaast had je de mannen van de Arbeidscontroledienst. Die liepen in dezelfde uniformen als de politie en schoten op alles wat bewoog. Ze hebben in Den Bosch eens een bakkerij omsingeld op zoek naar onderduikers.
De bakkersknecht werd pardoes doodgeschoten. Dat soort incidenten bepaalde het beeld.
Maar er waren ook politiemensen die meewerkten met het verzet. Of die orders net een dag te laat uitvoerden, waardoor mensen op tijd konden vluchten. Of huiszoekingen met de ogen dicht verrichtten, waardoor niets verdachts werd gevonden.Het merendeel probeerde er slechts het beste van te maken. Ze hoorden niets en ze zagen niets. Net als de meerderheid van de bevolking."
Drs. Ad de Beer, als historicus gespecialiseerd in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Tilburg, schreef ondermeer over het boek van de Jaeger:
Bijzonder heikel is het om een beeld te vormen, op basis van wetenschappelijk onderzoek, van ´De houding van de Nederlandse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog´, zoals D.M. de Jaeger dat doet, 'in de grote steden van Noord-Brabant' .
Binnen de wetenschappelijke wereld bestaat nog steeds de gelegenheid om op wat afstandelijke wijze over deze problematiek te discussiëren en genuanceerde oordelen te geven. Daarbuiten wordt de onderzoeker dikwijls geconfronteerd met vastzittende ongenuanceerde oordelen en beelden die zich niet laten beïnvloeden door onderzoek en genuanceerd denken.
Of zoals iemand in volle overtuiging mij eens verklaarde: 'Een NSB´-er is zonder meer fout.'
En het is de vraag of deze emotionele houding zal uitsterven met het uitsterven van de generatie die de oorlog bewust heeft meegemaakt.
Ik betwijfel het, omdat generaties ook emotionele inzichten aan elkaar overdragen, en dat gebeurt niet via de weg van het verstand en op grond van verstandelijke argumenten.
Hierboven de originele lijsten van zowel de 1e als de 2e compagnie van het politie battaljon Amsterdam met daarop de namen van de Eindhovense politiemannen die in Schalkhaar werden opgeleid.
De groep waarvan Frans Kieft deel uit maakte moest voor straf voor 3 maanden naar Schalkaar omdat ze tijdens de exercitie Oranje gezinde liedjes hadden gezongen.
Het alternatief om niet te gaan was het concentratiekamp.
Bovendien hadden kopstukken van de ondergrondse sommigen (waaronder Frans Kieft) het advies gegeven toch te gaan zodat iemand van hen wist wat er zich afspeelde in Schalkhaar.
Op de lijsten treft u ook aan de politiemannen Böhler, Houtsager en Deelman. In de rubriek Gearresteerde, onderscheiden en gesneuvelde politiemannen politiemannen komen deze mensen ook voor. De eerste twee genoemden komen ook voor op het monument op het stadhuisplein in Eindhoven waarop alle omgekomen Eindhovenaren staan vermeld.
De begeleider van De Jaeger, Prof. van den Eerenbeemt: "Vergelijkbaar is de studie die oud-politiecommissaris Dees de Jager ondernam naar de rol van de Brabantse politie in de oorlog. Ook hier nuanceerde de promovendus een slecht imago, maar ook hier was de vraag legitiem of dat gebeurde door de juiste, lees zo neutraal mogelijke, onderzoeker."
Harry van den Eerenbeemt verwerpt met kracht de suggestie van mogelijke partijdigheid in deze gevallen. "De Jaeger kon juist door zijn ervaring bij politie van Bergen op Zoom goed inschatten in hoeverre agenten zich in de oorlog konden onttrekken aan bepaalde instructies."
Ook anno 2008 sprak ik soms nog oud collega's die de betreffende periode hebben meegemaakt (uiteraard zijn dat er heel weinig meer) of collega's die in de vijftiger jaren bij de politie zijn gaan werken, die nog met een bepaalde reserve praten over "De Schalkhaarders"
Daar zullen er dus ongetwijfeld bij zijn die op emotionele gronden een oordeel hebben geveld. Daarom is het spijtig te noemen dat er in de jaren onmiddellijk na de oorlog nooit een grondig wetenschappelijk onderzoek is gedaan. Toen waren er nog voldoende getuigen om onafhankelijk van elkaar te horen. Gepensioneerd collega Embert van Vegchel gaf aan dat het de meeste mensen in het korps stak dat de diensttijd in Schalkaar doorgebracht, na de oorlog gewoon meetelde voor de anciënniteit en dus voor de bevordering.
Drie oud collega's die in Schalkhaar de opleiding hebben gedaan heb ik daarover gesproken.
Gerard van den Boom, Frans Kieft en Gerrit Bruin.
Gerard van den Boom heeft zijn verhaal voor deze website ter beschikking gesteld terwijl Frans Kieft en Gerrit Bruin in het kort een soorgelijk verhaal vertelden.
foto boven vlnr: Janssen (Utrecht) - Birkhof - Gerard van den Boom - ? - ?
Onder vlnr: ? - Gelling - van Oosterom - Peppelenbos - Hassing
Kieft (hiernaast 2e van links naast Zuidema) ging in 1938 in militaire dienst en solliciteerde bij de KMAR. De opper vroeg hem of hij sympathieën had voor de Duitsers waarop hij ontkennend antwoordde. "Dat is maar goed ook anders had ik je van de kamer geschopt" was het korte antwoord van de opper.
.
Uiteindelijk kwam hij in 1942 in Eindhoven terecht.
Hij heeft na de bevrijding van Eindhoven de trein genomen naar Heemstede waar hij vandaan kwam. Daar is hij ondergedoken.
Toen hij weer in Eindhoven solliciteerde werd hij in eerste instantie door Van der Werf geweigerd. Toen die echter bij de politie in Heemstede (korpschef Berends) inlichtingen had ingewonnen wist hij wat voor vlees hij in de kuip had en werd hij alsnog aangenomen. Naast hen maakten van de éérste groep Eindhoven oa. deel uit: Jan Gelling, Hassing, Maat, Weenink, Van Oosterom, Jan Peppelenbos.
Frans Kieft heeft zijn verhaal in 2002 in een boekje vervat op verzoek van zijn kleindochters.
Klik op afbeelding voor vergroting
De groepsfoto's zijn uit de collectie van oud adjudant Wim Zwiers (l) die ook op een van de foto's voorkomt.
Omstreeks juni 1942 is de eerste ploeg van 27 man “Schalkhaarders” aangekomen. Zij hadden hun opleiding deels in Schalkhaar genoten.
Later was de gehele opleiding van het lagere politiepersoneel gecentraliseerd te Schalkhaar. Over de politiek van deze groep hoeven we alleen maar te zeggen dat ze "de Oranjeploeg" werd genoemd.
Deze bijnaam hadden zij gekregen omdat ze tijdens marsen oranjeliederen ten gehore brachten.
Vermeulen was in hen teleurgesteld en in één van zijn rapporten noemt hij hen "Opbouwmarechaussee" en zegt dat hun stemming niet beter is dan die van het oude personeel. Een beter compliment was in die tijd voor een Nederlander niet denkbaar.
foto boven: 2e van rechts van den Boom en rechts Hassing. 3e van Links Zuidema
Exercitie in Schalkhaar. De commandant voorop is Meijer. Rechts vooraan staat "Lange Wobbe" volgens zijn klasgenoten een onbetrouwbare Nederlander.
Volgens de hiervoor bedoelde lijst Pol.Bat.A'dam maakte J. Wobbe (reg.no. 6056) deel uit van de 2e Comp.- 2e sectie.
De Duitsers accepteerden absoluut geen verzet in welke vorm dan ook van de nieuwe politieman.
In 1943 bepaalde Rauter zelfs dat wanneer een politieman onderdook, zijn gezinsleden of naaste verwanten in het concentratiekamp Vught opgesloten zouden worden.
Naarmate de oorlog voortduurde werd de neiging van het politiepersoneel om zich aan de Duitse bevelen te onttrekken groter.
In april 1943 werd een Politie Compagnie in Eindhoven geformeerd. Deze gesloten eenheid, bestaande uit 132 voornamelijk jongere politiemensen, die hun opleiding hadden genoten in Schalkhaar, werd echter in juli 1943 in de Willem II kazerne te Tilburg gelegerd.
In augustus 1943 dook de eerste onderwachtmeester van de PC al onder, later gevolgd door twee anderen. Een onderwachtmeester werd ontslagen omdat hij weigerde de Germaanse groet (bron stadsarchief Amsterdam) te brengen. Uiteindelijk werd hij overgebracht naar Duitsland.
In november 1943 slaagden een aantal manschappen er in om tijdens het lossen van wapens een twintigtal revolvers met de nodige munitie te ontvreemden. Dit werd echter ontdekt en het viertal werd gearresteerd en via Amersfoort naar een concentratiekamp in Duitsland overgebracht.
Tot begin juni 1944 doken regelmatig leden van de PCE onder.
Voor de Duitsers was nu de maat vol: Op 15 augustus 1944 stond de voltallige Compagnie op het terrein van de Willem II kazerne aangetreden. Majoor Fürck van de Duitse Ordnungspolizei deelde mede dat de Compagnie naar Amsterdam werd overgeplaatst, een strafmaatregel in verband met de gedragingen van de compagnie.
Vervolgens werden 30 namen afgeroepen van leden, die apart moesten gaan staan, en vertrok de rest naar Amsterdam, naar de Tulpkazerne.
De achtergebleven personen werden overgenomen door de Grüne Polizei en via Amersfoort naar Duitsland gedeporteerd.
De naar Amsterdam overgebrachte groep verging het minder goed. Op Dolle Dinsdag waren 16 te Wormerveer werkzame onderwachtmeesters met medeneming van hun pistolen en munitie ondergedoken. Bovendien hadden twee chauffeurs en hun begeleiders een vrachtauto leeg achtergelaten. Er werden o.m. 26 karabijnen vermist. Vervolgens doken nog een aantal leden van het PC Eindhoven en het politiebataljon Amsterdam onder.
Op 11 september 1944 werd de Tulpkazerne door de Grüne Polizei bezet en het politiepersoneel ontwapend. Het personeel werd voor de keuze gesteld over te gaan naar de Duitse politie of de Landstorm dan wel te worden tewerkgesteld in het kader van de Arbeidsinzet.
Het merendeel koos niet voor de Duitse politie of Landstorm en werden op transport gesteld naar Amersfoort en in oktober 1944 naar Neuengamme. Weinigen keerden hieruit terug……..
(bron: RHC Tilburg)
Pet-emblemen zoals die in de oorlog werden gebruikt. Beschikbaar gesteld door Gerard van den Boom (r)
Gerard van den Boom (†), moest -als lid van de Amsterdamse politie- voor 3 maanden naar de opleiding in Schalkhaar. Hij heeft ook zijn verhaal voor deze site ter beschikking gesteld waarvoor ik hem zeer erkentelijk ben.
In maart 1943 werden binnen de Nederlandse politie de volgende functies in het leven geroepen:
- Politiegezagdragers,
- Gewestelijke Politie-Presidenten,
- Stafchef der Nederlandse Politie
- Directeur-Generaal van Politie.
Henri Arend van Hilten (bron : Wikipedia)
In 1916 kwam hij hij de politie en rond 1923 werd hij inspecteur van politie in Enschede. Enige tijd later volgde promotie tot hoofdinspecteur maar later werd hij weer teruggezet naar inspecteur.
In 1934 werd hij opnieuw gepromoveerd tot hoofdinspecteur maar al een jaar later volgde ontslag vanwege overspel en herhaaldelijk wangedrag dat te maken had met zijn alcoholprobleem. In augustus 1922 was hij getrouwd met de dochter van een commissaris van politie maar dit huwelijk strandde waarna in september 1935 een echtscheiding volgde.
Na zijn ontslag vestigde hij zich in Arnhem waar hij een particulier recherchebureau begon en schriftelijke cursussen verzorgde voor personen die inspecteur van politie wilde worden. In de avond van 3 mei en de nacht van 3 op 4 mei 1940, dus een week voor de Duitse inval in Nederlands, werden 21 Nederlanders opgepakt omdat ze staatsgevaarlijk zouden zijn. Van Hilten, die één van die 21 was, werd in Arnhem gearresteerd en mogelijk werd hij van spionage verdacht maar na de oorlog zijn hier geen archiefstukken meer over te vinden.
Na zijn arrestatie werd hij net als de andere geïnterneerd in het Fort Prins Frederik te Ooltgensplaat op het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee. Bij deze gevangenen zaten ook andere NSB'ers als M.M. Rost van Tonningen en J.H. Feldmeijer en meerdere personen die banden hadden met andere fascistische organisaties (NSNAP Van Rappart en NSNAP-Majoor Kruyt) maar vreemd genoeg zaten er bij de groep ook drie communisten. Op 10 mei viel nazi-Duitsland zowel Nederland, België,
Luxemburg als Frankrijk binnen en enkele dagen later werd de groep van 21 overgebracht naar Ellewoutsdijk op het Zeeuwse eiland Zuid-Beveland. In de dagen erop ging de groep onder bewaking van Nederlandse militairen via Sluis naar België en daarna naar het Franse Béthune om uiteindelijk te worden overgedragen aan de Franse autoriteiten die hen opsloten in een interneringskamp te Ambleteuse. Omdat het Franse leger in het noorden van Frankrijk onvoldoende weerstand kon bieden tegen de Duitse overmacht werd de groep Nederlandse gevangenen eind mei in de buurt van Calais bevrijd door de Duitsers.
Ondanks de chaos die toen heerste lukte het een eerste groepje onder leiding van Rost van Tonningen om naar het intussen bezette Nederland terug te komen. Van Hilten kreeg de leiding over rest die begin juni in Nederland terugkeerde.
Tijdens de bezettingsjaren had Van Hilten alsnog een succesvolle carrière bij de politie. Rond augustus 1941 werd hij commissaris van de politie in Groningen. In mei 1942 verliet hij het Groningse korps al weer om chef te worden van de uitvoeringsdienst van het bureau van de gevolmachtigde van de Nederlandse politie in Den Haag. Op 1 maart 1943 ging de Verordening Organisatie Politie in waarmee de organisatie van de politie in Nederland drastisch werd herzien waarbij vele politieorganisaties werden samengevoegd in de meer militaire staatspolitie. In acht grote steden kwam deze staatspolitie onder leiding te staan van een politiepresident en de rest van Nederland viel onder 5 politiegewesten met ieder een gewestelijk politiepresident. Van Hilten werd bij deze gelegenheid politiepresident voor het gewest Eindhoven.
Per 1 december 1943 werd luitenant-kolonel Van Hilten gewestelijk politiepresident voor Noord-Holland en Utrecht en politiepresident van Amsterdam.
Eind 1944 werden in meerdere steden grote razzia's gehouden om mannen tot 40 jaar op te pakken voor de Arbeitseinsatz om in Duitsland of in het oosten van Nederland te werk gesteld te worden. Later werden de razzia's vervangen door de verplichting aan bedrijven om aan te geven welke personen op hun bedrijf onmisbaar waren en welke niet. Van Hilten had bij Höhere SS-und Polizeiführer Rauter bedongen dat leden van het Amsterdamse politiekorps vrijgesteld werden van
tewerkstelling maar dan moest ook de Amsterdamse politie zo'n lijst opstellen. Op de eerste dag dat de voor bedrijven niet-onmisbare personen zich bij het Gewestelijk Arbeidsbureau konden melden schoot het verzet acht (Duitsgezinde) medewerkers van dat arbeidsbureau dood. Als represaille werden in januari 1945 op bevel van de Duitsers elf willekeurige medewerkers van het arbeidsbureau doodgeschoten. Daarnaast werden, ondanks de toezegging van Rauter aan Van Hilten,
130 Amsterdamse politiemensen voor tewerkstelling opgepakt en weggevoerd.
Na de Duitse capitulatie in mei 1945 werd Van Hilten gearresteerd waarna hij werd veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf.
Hij overleed in 1967 op 70-jarige leeftijd.
WINTERHULP
Een van de door Van Hilten uitgegeven documenten die bewaard zijn gebleven hebben te maken met de zgn. "Winterhulp".
Politiemannen in Nederland hadden in 1942 met collectebussen geld opgehaald voor de minst bedeelden uit de maatschappij.
In de winter van 1943 wilde Van Hilten dat politiemensen ipv. te gaan collecteren, een deel van hun inkomen vrijwillig afstonden om die minst bedeelden uit de maatschappij te steunen.
Daartoe moesten ze een formuliertje ondertekenen en inleveren bij de salarisadministratie. Zie onder.
In december 1964 schreef de toenmalige hoofdcommissaris Van de Werf een artikel in het korpsblad "De Grote Berg" over de politie Eindhoven in oorlogstijd. In dat artikel memoreerde hij ook de winterhulp en de houding van het politiepersoneel.
In de 8 grootste gemeenten van Nederland, waaronder ook Eindhoven, kwamen Staatspolitiegezagdragers met de titel Politie-President. In Eindhoven werd als Politiepresident benoemd: van Leeuwen.(l)
Deze waren tevens Gewestelijk Politiepresident, Het gewest Eindhoven bevatte Noord-Brabant en Limburg.
Aan de Gewestelijke Politie-Presidenten werden toegevoegd de Politie-Commandeurs. Hun standplaats en ambtsgebied viel samen met die van de Gewestelijke Politie-Presidenten.
De taak van de Politiecommandeur was o.m. dat de opleiding van de leden van de Uitvoerende Dienst der Politie op uniforme wijze plaatsvond en hij moest er voor waken dat de Uitvoerende Politie haar taak volgens de voorschriften vervulde.
Politiecommandeur te Eindhoven is geweest Majoor Wijnkamp. Hoofdcommissaris Dijs (r) had als commandant ordepolitie onder zich de majoor Vermeulen.(midden)
Boven: de epauletten van Vermeulen die hem bij zijn arrestatie na de oorlog werden afgenomen en die ik van Gerard van den Boom kreeg.
Boven links:: Een door de wnd. commandant Ordepolitie uitgevaardigd bericht voor de Eindhovense bevolking.
Op een bepaald moment kreeg de Staatspolitie nieuwe uniformen waarvan de kraagnummers waren verwijderd. Door de toenmalige chef DIJS (NSB-er) werd bepaalde dat iedereen op verzoek van burgers zijn nummer moest opgeven, zoals tegenwoordig het legitimatiebewijs op een redelijk verzoek daartoe moet worden getoond.
Boven rechts: Het eerste gedeelte van de dienstmededeling van DIJS.
Een annecdote mbt. de kraagnummers die bewaard is gebleven is die van een politieman die prostituees bezocht en het kraagnummer van een ander opgaf die daardoor ongewild in de problemen kwam.
Op 3 januari 1941 kwam de zgn. DIENSTORDER van Willem Dijs uit.
In die dienstorder werd tot in detail omschreven waaraan korpsleden zich dienden te houden. Ook tegenover de bezetter.
Een deel van die dienstorder werd zelfs nog gehanteerd in 1966.
Nadat je geslaagd was aan de politieschool in Doenrade kreeg je 14 dagen introductie van brigadier Piet Musters. In die twee weken moest je de Algemene Politieverordening van de gemeente Eindhoven bestuderen en kreeg je vooral te horen hoe jij je t.o.v. een hogere in rang moest gedragen.
Het groeten van die meerdere, zowel te voet als op de fiets, en de groet brengen binnen het bureau werd duidelijk uiteengezet.
Dat was op dezelfde manier als in de dienstorder van 1941 was voorgeschreven. Uiteraard met uitzondering van het groeten van de bezetter.
Dat hield ondermeer in dat, als je de hoofdcommissaris op de gang tegen kwam, je halt-front moest maken en in de houding moest blijven staan totdat hij was gepasseerd. Dat het groeten van een meerdere kennelijk belangrijk was blijkt wel uit het feit dat pag. 5 t/m 9 van die DIENSTORDER aan dat groeten zijn gewijd.
Bezoek van Duitse officieren aan Eindhoven met op de achtergrond NSB.
De foto werd door de man vooraan links (G.Deuschl - Ortsgruppenleiter des Arbeitsbereiches der N.S.D.A.P.) als herinnering cadeau gedaan aan iemand getuige het opschrift aan de achterzijde van de foto (zie onder)
De officier in het midden is Major Klapp (Wehrmachtscommandant) met rechts naast hem Bade (Ortscommandant)
In augustus 1940 begonnen de N.S.B.ers hun terreurtochten door de stad. Ook het café-restaurant Schimmelpenninck (Biemans) dat beschouwd werd als punt van samenkomst van "Oranjeklanten" had het van de N.S.B.ers zwaar te verduren. Degenen die op de een of andere manier hun antipathie tegen deze "Zwarte Soldaten" lieten blijken, werden vaak op ergerlijke wijze mishandeld. Dat is o.m. gebeurd op vrijdag 30 augustus 1940 op de Demer, waarbij door de N.S.B.ers werd gebruik gemaakt van gummistokken en boksbeugels. Bij een van de tochten van de N.S.B. had één agent ruzie gekregen met de leider van die groep. Nadat de agent teruggekomen was op bet Bureau verscheen de hele troep op de Grote Berg en wilde het bureau bezetten. Dat werd verijdeld door de poorten te sluiten.
Dijs, die toen Hoofdcommissaris was werd van een en ander op de hoogte gesteld, doch maakte niet al teveel haast om naar de belegerde veste te komen. Toen hij uiteindelijk was gearriveerd verbood hij het aanwezige politiepersoneel van de wapens gebruik te maken en trad hij in onderhandeling met enkele der voormannen van de troep. Niet zo gemakkelijk kwamen de N.S.B.ers er in "Ons Thuis" vanaf. Daar was n.l. een groep Marechaussee ingekwartierd. De nieuwlichters trachtten ook daar de zaak te molesteren, doch kwamen van een koude kermis thuis. Diverse "Zwarte soldaten" werden met of zonder gummistok van de trappen van "Ons Thuis" geslagen en voelden zich daar dan ook niet thuis.
Een van de eerste arrestanten die door de Duitsers werd ingesloten aan het Hoofdbureau was "Joodje Wiener", de eigenaar van de electronicazaak (later aan de Kruisstraat). Hoewel deze bijnaam nu beledigend zou overkomen werd die toen veelvuldig, zonder problemen, gebruikt.
Wie werden als Jood aangemerkt?
Het antwoord kwam op 22 oktober 1940:
Een Jood is een ieder die uit ten minste drie naar ras voljoodsche grootouders stamt. Als Jood wordt ook aangemerkt hij die uit twee voljoodsche grootouders stamt en hij zelf op de negenden mei 1940 tot de joodsch-kerkelijke gemeente heeft behoord of na dien datum daarin wordt opgenomen, hetzij op den negenden mei 1940 met een Jood was gehuwd of na dat oogenblik met een Jood in het huwelijk treedt. Een grootouder wordt als vol-joodsch aangemerkt, wanneer deze tot de joodsch-kerkelijke gemeenschap heeft behoord.
Radio Wiener was destijds gevestigd in de Willemstraat in het oude huis van Burgemeester Verdijk, het laatste huis aan de stadszijde voor de toenmalige overweg, waar later een kantoor van de NV.Philips was gevestigd. Wiener werd er van verdacht een geheime radiozender te hebben. Tijdens zijn gedwongen verblijf op het politiebureau heeft hij niet te klagen gehad. Hij kreeg geregeld bezoek o.a. van zijn vriendin met wie bij 's-avonds op de binnenplaats stond te praten. Ook werd zijn accordeon van thuis gebracht, zodat hij op de luchtplaats openluchtconcerten kon geven. Hoewel hij in diverse Duitse gevangenissen en kampen heeft gezeten heeft bij het er toch levend afgebracht. Wiener (r) bleef tot aan het eind van de zestiger jaren een frequent bezoeker van het hoofdbureau en was daar bijna dagelijks te zien in de kantine van het hoofdbureau aan de Grote Berg. Daar dronk hij aan de tafel van de officieren zijn kopje koffie. Nieuwe collega’s dachten lang dat hij tot de korpsleiding behoorde.
De politieke gevangenen hebben over bet algemeen toch niet te klagen gehad over hun behandeling op bet bureau, hoewel de soepele behandeling na het ten tonele verschijnen van Majoor Vermeulen moeilijker viel door te voeren.
Het aangrijpende verhaal van Rob Wiener over zijn arrestaties en het verblijf in het concentratiekamp is hier te lezen. Het is onvoorstelbaar hoe hij aan het einde van zijn verhaal toch nog weet op te brengen te zeggen dat niet iedere Duitser slecht was en dat weet terug te brengen hoe mensen met elkaar moeten omgaan. Niet in haat maar in verdraagzaamheid.,
Boven: Een door Willem Raap opgemaakt proces-verbaal over een door de S.D. aangehouden arrestant.
Gefrusteerde leiding
In januari 1942 schreef majoor Vermeulen:
"De stemming van het personeel is niet veranderd, derhalve ook niet verbeterd. Het is aan het personeel bekend, dat het dragen van alle insignes, welke uiting zijn van een politieke of Duits vijandige gezindheid, niet mogen worden gedragen, en dat, in voorkomende gevallen daartegen moet worden opgetreden. Waar door mij persoonlijk meerdere malen van deze insignes,o.m. kruisjes, in beslag werden genomen en mij tot nog toe niet werd gerapporteerd dat door de agenten ook maar de geringste activiteit werd getoond, moet ik aannemen dat zij in deze niet wensen op te treden, kortaf gezegd, zij willen het niet zien. Voor mij is dit wel een zeer sprekend bewijs van hun geestelijke mentaliteit."
Er was geen beter getuigschrift voor het personeel uit die dagen denkbaar.
In dat zelfde jaar (februari 1942) schreef Dijs:
"Ik ben begonnen tegenover het personeel een meer positiever standpunt in te nemen door hen meer in het bijzonder te wijzen op de noodzakelijkheid zich in de Nieuwe Tijd in te schakelen".
Boven een dienstorder van de foute Willem Dijs waarin het zelfs voor het personeel verboden wordt in diensttijd te zingen of te fluiten.
Veel leden van het personeel waren in die dagen langdurig ziek. Op een gegeven ogenblik waren bijvoorbeeld 7 korpsleden langer dan een maand ziek, duur der ziekte variërend tussen 4 en 2 maanden.
Een agent werd geschorst omdat hij zich met de familie van een S.D-arrestant in verbinding had gesteld.
In juli 1942 is Vermeulen nog steeds niet tevreden over zijn personeel.
Hij verklaarde tenminste:
"dat men ook onder de agenten blijkbaar op de definitieve nederlaag van Engeland wacht, om uiteindelijk zijn standpunt te bepalen. Van zeer grote, zo niet beslissende invloed, is de houding der geestelijkheid, gezien de omstandigheid dat het politiepersoneel bijna zonder uitzondering Rooms Katholiek is. Bij verdere uitbreiding van het korps te Eindhoven, acht ik het dan ook noodzakelijk daarvoor geen of zo weinig mogelijk R.K. personeel aan te wijzen"
Vermeulen was zelf ook R.K. Bij de politie werd waar mogelijk gesaboteerd. De toenmalige Politiepresident van Leeuwen had per dienst order bekend gemaakt dat kinderen die baldadigheid pleegden (of geringe criminele vergrijpen) door de Kinderpolitie gedurende twee dagen op het Hoofdbureau moesten worden ingesloten, wat volgens hem preventief zou werken. Dit voorschrift werd door het personeel stilzwijgend genegeerd en de jeugdige boefjes werden, na enige uren, aan hun ouders teruggegeven.
Van Leeuwen maakte in het rapportenboek van de Kinderpolitie de kanttekening "Schandelijk om zo mijn voorschriften te saboteren", maar de door hem bevolen opsluiting werd nooit uitgevoerd.
Majoor Vermeulen klaagde in Januari - februari 1943 nog steeds over de stemming van het personeel. Hij weet de slechte stemming -slechts van zijn standpunt bekeken- aan de Stalingradziekte. Hij dacht -och arm- dat die stemming wel weer zou omslaan met het kenteren van het getij.
De diverse mutaties vermeld bij de opgelegde straffen, zeggen inderdaad wel iets over de toenmalige stemming.
Enkele voorbeelden waarop straf stond:
- Op een arrestant, die gefouilleerd was, werd een bedrag van f.83.- en een knipmes gevonden.
- Bij het ontsnappen van een arrestant geen gebruik gemaakt van zijn vuurwapen.
- Niet groeten voor een (verkeerde) inspecteur en daarbij een ongepaste houding aangenomen.
- Op een hoek van een straat staande zijn commandant toen deze hem op ca. 6 meter genaderd was, niet gegroet, door zich opzettelijk in een zijstraat te begeven.
De Opperluitenants Loor en Kleine Staarman deden op 1 november 1943 hun intrede.
Beiden kwamen uit 's-Gravenhage. Laatstgenoemde vertrok al weer op 1 december 1943 naar de Luchtbescherming in Groningen, de eerste werd omstreeks maart - april 1944 ontslagen nadat hij voor het lidmaatschap van de N.S.B, had bedankt.
Op 15 november 1942, onder het regiem Dijs, werd te Eindhoven benoemd de Inspecteur Kooy.(r) Hij was afkomstig van de politie Amsterdam.
Deze werd speciaal belast met de technische verbindingsdienst, aanvankelijk alleen voor Eindhoven, later ook voor het gewest, bestaande uit Brabant en Limburg.
Kooy werd bekend doordat hij kort voor de bevrijding de bekende dubbelspion Christiaan Lindemans, alias King Kong arresteerde.
Kooy had zelf als politieman een dubbelrol gespeeld door mensen tijdig te waarschuwen voor deportatie of erger.
Hij was vertrouwensman van de ondergrondse.
Omdat hij bij de politie de rol van verbindingsman vervulde was hij als eerste op de hoogte van op handen zijnde Duitse acties en kon dus tijdens mensen waarschuwen.
King Kong meldde zich zelf aan huis bij Kooy die hem niet vertrouwde en hem naar een "veilige" plaats liet overbrengen.
Hij werd onder een valse naam ingesloten aan het hoofdbureau van politie aan de Grote Berg.
Toen een dag later de SD daar een bezoek zou brengen werd hij verstopt in het kolenhok van "Ons Thuis" aan de Deken van Somerenstraat.
Op 18 september 1944 gelastte een Engelse officier de vrijlating van 'een van zijn beste mensen'.
Reinder Weis (boven) werkte nauw samen met Feike Kooy, o.a. het los laten van gevangenen op hoofdbureau van politie in Eindhoven na 5 sept.1944
Hij heeft in opdracht van de Engelsen, Lindemans / King Kong over de Nederlandse grens geloodst door de Duitse linies. (met dank aan Jan de Waal ( https://www.eindhoven4044.nl/ )
Na de bevrijding werd Weis, na geschorst te zijn geweest, ontslagen. (bron: Schrift Gerard van den Boom)
Links politiepresident P.J. Kooijmans. 2e van rechts Majoor Vermeulen met links naast hem Feike Kooy ( 10-4-1943 Schalkhaar)
Jaren later heeft Kooy pas vernomen wat voor rol Lindemans had gespeeld en hij werd toen bevestigd in zijn voorgevoel dat er iets mis was geweest met de man.
Feike Kooy werd definitief ontslagen ivm. zijn vertrek als politieman naar het toenmalige Nederlands Indië (bron: Schrift Gerard van den Boom)
Oud adjudant Piet van Soerland schijnt veel van de affaire King Kong te hebben geweten maar heeft daar altijd over gezwegen.
Na de oorlog vertrok Kooy naar Indië en werd later op 1 april 1955 benoemd als commissaris in Ridderkerk.
Hij overleed op 31-12-1991 in Eindhoven op 83 jarige leeftijd. Hij was drager van het verzetsherdenkingskruis.
Meer informatie over Feike Kooy
Boven: Twee in de oorlog afgegeven legitimatiebewijzen van Arie Schreuders.
Onduidelijk is waarom de op dezelfde datum afgegeven bewijzen twee verschillende pasfoto's en twee verschillende functie/rang bevatten.
Ook is onduidelijk waarom een niet is ondertekend door de korpschef. Dat was op dat moment hoofdcommissaris Willem Dijs.
Willem Dijs kreeg op 31 juli 1940 een legitimatiebewijs van de directie NV. Philips' Gloeilampenfabrieken.
Daarmee had hij in binnen -en buitenland toegang tot alle complexen en terreinen van de NV.(onder)
Op 1 januari 1943 werd benoemd Harm Velthuijs. Deze zou worden belast met de vorming van het personeel en moest daarvoor eerst een korte cursus in Den Haag volgen.
Ook Antoon J. W. Josephs (Joep) werd met ingang van 1 januari 1943 alhier tot inspecteur benoemd in afwachting van zijn aanstelling te 's -Hertogenbosch.
Josephs was voor de oorlog hier rechercheur geweest, maar via zijn lidmaatschap van de N.S.B. inspecteur geworden.
Later in de bezetting is hij korpschef in Weert geweest.
Een ander duister figuur was Antonius Johannes Maria van Dijk (Helmond 19 april 1905)(links)
Hij was in 1929 als inspecteur bij het korps Eindhoven gekomen en vertrok in 1941 naar de GP. Nijmegen waar hij tot commissaris werd benoemd.
Op 6 mei 1942 volgt zijn officiële benoeming. Hij werd door de bezetter naar Nijmegen gehaald om daar "orde op zaken" te stellen. In maart 1943 wordt hij ontslagen en meteen benoemd tot majoor-korpscommandant. Hij was een fanatieke SS-er.
De Nijmegense politiemannen krijgen het moeilijk met hem omdat de samenwerking tussen van Dijk en de Sicherheidsdienst uitgroeit tot een van de beste van Nederland. Dat lijdt tot kwaad bloed waardoor vrijwel het gehele recherche-apparaaat van Nijmegen daadwerkelijk verzet gaat plegen. (sabboteren van arrestaties door mensen op tijd te waarschuwen)
Onder zijn verantwoordelijkheid werd in oktober en november 1942 bij razzia's vrijwel de hele joodse gemeenschap opgepakt en afgevoerd naar de vernietigingskampen.
In Nijmegen kregen tientallen leden van de Marechaussee en ongeveer 80 man van het ongeveer 180 leden tellende gemeentepolitiekorps de opdracht om zich op een avond in november 1942 te melden in een schoolgebouw. Daar werden zij ontvangen door korpschef Van Dijk, diens rechterhand Verstappen en een Duitse officier van de Sipo en SD. Lijsten met namen en adressen van joden werden uitgedeeld en de politiemensen twee aan twee op pad gestuurd. Overdonderd en voor het blok gezet gingen de dienders aan het werk. Tijdens die nacht werden bijna 250 joden uit hun huizen gehaald. Een verzetskern, die binnen de Nijmeegse recherche was ontstaan, slaagde erin een aantal joodse medeburgers door te sluizen naar onderduikadressen. (Bron: politie in bezettingstijd Door: drs. J.M. Breukers conservator)
Over een van zijn slachtoffers Eduard Grödel, een joodse jongen van 15 jaar, is een website gemaakt
Dagelijks wandelde Van Dijk via een vaste route van huis naar het politiebureau om aan te tonen dat hij voor niemand bang is. Die overmoed wordt hem noodlottig. Van Dijk werd op 8 juli 1943 op het Hertogplein in Nijmegen geliquideerd door de Drunense verzetsman Hendrik Romeijn( links) Die werd daarvoor op dezelfde dag gearresteerd en op 5 april 1944 door de Duitsers gefusilleerd.
Van Dijk overlijdt in augustus daarop volgend en wordt opgebaard in de nieuwe raadszaal van het stadhuis. Zijn begrafenis op Rustoord vindt met de bekende Germaanse pracht en praal plaats.(onder)
Het graf van Van Dijk is later naar de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn verplaatst.(blok TC, rij 4, graf 38).
Op deze begraafplaats liggen bijna 32.000 Duitse militairen begraven en ook Nederlanders die deel uit hebben gemaakt van de Wehrmacht en SS.
Hieronder slechts een klein deel van die begraafplaats.
De weduwe van Van Dijk ontving na deze aanslag een anonieme briefkaart die boekdelen schrijft over hoe men over hem dacht. (onder)
Tekst:
Mevr. van Dijk ik las van de begrafenis van v. Dijk. Ik ken hem nog uit zijn jeugd. Maar Nijmegen mag zich gelukkig prijzen van die ploert verlost te zijn.
Vandaar zeker het enthousiasme des bevolking. Het was een vrolijke dag voor de Nijmegenaars en die schurk van een burgemeester krijgt eveneens de kogel. Zulk tuig moet uit de wereld opgeruimd worden. Ik feliciteer je met zijn overlijden. Voor dergelijke beestmenschen is hier geen plaats.
Nog een korte tijd en al dat tuig wordt van kant gemaakt.
klik op afbeelding voor vergroting en daarna nogmaals voor extra vergroting.
Dit waren de sprekers tijdens de uitvaart van SS-er van Dijk die zijn genoemd in het krantenartikel hierboven.
Het is opmerkelijk dat het enige dat Matla erover in zijn boek (over de geschiedenis van het Eindhovense korps tussen 1920 en 1945) schrijft: Inspecteur van Dijk is commissaris van politie te Nijmegen geworden. Aldaar is een aanslag op hem gepleegd en na een langdurige en smartelijke ziekte is hij aldaar overleden.
Wat Van Dijk in Nijmegen voor leed heeft aangebracht en dat de aanslag door iemand van het verzet was gepleegd en die daarom door de Duitsers werd gefusilleerd, werd niet vermeld.
Op 16 december 1943 deden de luitenants Menger (l) en Verkerk hun intrede in het Eindhovens Politiekorps. Uiteraard werden de nieuw benoemden met enige schroom ontvangen, in verband met hun eventuele verkeerde politieke instelling, doch al spoedig was het aan het korps bekend, welk vlees het in de kuip had.
In februari 1944 werd het korps uitgebreid met met 33 wachtmeesters uit Schalkhaar en 2 vaandrigs, n.l. Hasselman en Nieuwpoort.
De eerste was politiek goed, de tweede fout.
Nieuwpoort was voor de oorlog loopjongen geweest op het Hoofdbureau van Politie in Utrecht en werd na zijn komst in Eindhoven adjudant van Politie-President van Leeuwen, die de inmiddels vertrokken Van Hilten weer was opgevolgd.
Ook de Opperluitenant Verburg werd in maart / april 1944 in Eindhoven geplaatst. Hoewel men door zijn praten de indruk kreeg met een 100% Nederlander van doen te hebben, bleek na de bevrijding dat hij niet helemaal safe was.
De hoofdwachtmeester van Wanrooy werd op 1 augustus 1944 ontslagen en met ingang van diezelfde datum werd benoemd Commissaris Simon (De Gil) uit Den Haag (l), chef van de recherche hoofdafdeling als opvolger van de Heer Hess (uiterst links), die voorlopig van het politietoneel verdween.
Simon werd na de bevrijding gearresteerd en overgebracht naar kamp Vught.
Hij werd ziek en overleed in een ziekenhuis in Den Bosch.
In de bezetting zijn voorstellen gedaan Eindhoven in de volgende secties te verdelen.
- Centrum,
- Woensel met Acht,
- Tongelre, Stratum,
- Gestel
- Strijp, elk met een pesthuis.
Het hoofdbureau dat zou moeten worden uitgebreid, zou tevens dienst doen als sectiepost Centrum, terwijl men zich als plaats der diverse pesthuizen had gedacht de Boschdijk bij Pastoor van Arskerk, Parklaan bij Kievitlaan, Leenderweg bij Leostraat, Hoogstraat bij Overweg en St.Trudoplein.
Op 1 Januari 1944 werd ingesteld de z.g. piketdienst. Hierbij werd bepaald dat de Officier van Piket aan het Hoofdbureau van Politie aanwezig moest zijn van 8 uur 's-morgens tot de volgende morgen 8 uur, terwijl aan hem alle plaatselijke en gewestelijke gebeurtenissen moesten worden doorgegeven, die hij dan op zijn beurt moest verstrekken aan de bevoegde instanties, per telefoon of telex of zelfstandig maatregelen moest nemen.
Een van de toenmalige Officieren van Piket vertelde na de oorlog, niet zonder leedvermaak, dat hij niet lang Officier van Piket was geweest, omdat hij elke tien minuten in de nacht de Gewestelijke Politie-President "uit zijn nest" belde.
Ingaande 25 juli 1944 werd het sluitingsuur van de cafés bepaald op 21 uur en na 22 uur mocht zich niemand meer in de openlucht ophouden.
Bij de reorganisatie der Politie was ook de luchtbescherming betrokken. De Commandant Ordepolitie werd tevens commandant van de Luchtbescherming. Toen Majoor Vermeulen aldus een dubbele functie had gekregen, achtte hij het beneden zijn waardigheid nog te fietsen. Het kan natuurlijk ook zijn, dat hij het niet waagde om alleen van zijn huis aan de Floralaan naar de stad te komen en omgekeerd, gezien het lot dat verschillende van zijn partijgenoten te beurt gevallen was in andere plaatsen. Hoe het ook zij, zodra het donker was liet hij zich steeds door zijn chauffeur Hurkmans van en naar huis brengen per auto. Aangezien Hurkmans van de goede richting was, wisten we dus steeds vooruit wanneer we de Majoor in de avond of nacht voor controle konden verwachten, zodat we de nodige maatregelen konden nemen.
Met een enkel woord dient nog genoemd te worden de z.g. Politiecompagnie Eindhoven. Dat was een gesloten eenheid, die bestond uit 1 luitenant, 1 vaandrig, 3 opperwachtmeesters, 7 wachtmeesters en 128 onderwachtmeesters. Eindhoven had had gelukkig geen ruimte deze mensen onder te brengen en daarom hebben we alleen op papier met deze lieden bemoeienis gehad. Ze verbleven in Tilburg.
Mussert (NSB) schudt hier de hand van Hitler. Op de achterkant van de foto (onder) staat de naam van de burgemeester van Eindhoven, de NSB-er Pulles.
Waarschijnlijk heeft hij de foto ooit als aandenken gekregen.
De achterzijde van de foto
De "Dag der Nederlandse Politie" viel op 14 November 1942 en werd "gevierd" met een defilé op de Markt voor Dijs, Pulles en de Commandanten van de Feldgendarmerie en die van de S.D.
In het voorjaar van 1943 hadden nog al enkele mutaties plaats.
Op 9 februari werd de vaandrig van der Liet bij het korps geplaatst en op de 21ste van die maand 19 agenten van de vrijwillige hulppolitie.
Het personeel van de nachtdienst was gewoonlijk belast met het arresteren van de personen die aan de oproep voor de ‘Arbeitseinsatz’ geen gevolg gegeven hadden. In de meeste gevallen waren de desbetreffende personen door een vernuftig werkend systeem -uitgaande van de politie- vooruit reeds gewaarschuwd. De agenten meldden zich dan des nachts aan de diverse woningen en zeiden: "Wij moeten die en die komen halen, maar hij is zeker niet thuis". Meestentijds kregen zij een bevestigend antwoord, doch het is ook meermalen voorgekomen, dat hen geantwoord werd, dat de gezochte wél thuis was. De agenten deden dan of ze niets gehoord hadden en verklaarden in de loop van de nacht nog eens te zullen terugkomen.
In augustus 1943 speelde zich de zaak F. van den Broek – Hoppenbrouwers af. Beiden werden verdacht van hulpverlening aan joden. Laatstgenoemde was vanaf de 13e dezer maand spoorloos. Van den Broek werd door de S.D. gearresteerd en keerde niet meer terug.
Op 17 september 1943 werden de wachtmeesters Böhler, Houtzager en Deelman geschorst wegens het ontvreemden van een aantal "Ausweise", uit het Arbeidsbureau alhier. De beide eerstgenoemden hebben door deze affaire hun leven verloren nadat zij eerst door de S.D. waren gearresteerd en naar Haaren waren overgebracht.
De Politie-President Kooijmans (boven rechts), Stafchef der Nederlandse Politie geworden, verhuisde naar Nijmegen en zijn plaats te Eindhoven werd ingenomen met ingang van 28 Augustus 1943 door de Luitenant-Kolonel van Hilten (boven links) die voor 1940 hoofdinspecteur van politie te Enschede was, waar hij, niet om politieke redenen, werd ontslagen. Zijn naam is ook genoemd in een uniform smokkel affaire naar Duitsland vóór de Duitse overval op ons land.
De voorletters van de toenmalige politiepresident Kooijmans zijn P.J.. De achternaam wordt in allerlei literatuur op drie verschillende manieren geschreven (Kooymans - Kooimans) maar de enige echte is (blijkens zijn trouwakte) Kooijmans.
Deze signatuur op onderstaand persoonsbewijs begint met W. en de achternaam is geschreven als Kooimans. Hoewel Kooijmans in die periode in Eindhoven was aangesteld is dus onduidelijk wie dit heeft gesigneerd.
Het korps werd uitgebreid met 29 nieuwe wachtmeesters die op 18 oktober in dienst traden.
De maanden september en oktober 1943 zijn rijk aan mutaties:
- 1 september aangesteld Kooman tot opperwachtmeester;
- 16 september aangesteld van Est tot onderluitenant
- 1 oktober aangesteld Stolk tot opperwachtmeester,
- 1oktober aangesteld Lenssen tot Luitenant
- 6 september ontslagen Minnaert Kapitein
- 11 september ontslagen Hoppenbrouwers Hoofdwachtmeester 1
- 5 oktober ontslagen Kuif Wachtmeester
- 16 september overgeplaatst vd. Liet Luitenant
- 12 oktober ontslagen Thoonen, Arbeidscontractant
- 15 oktober ontslagen Moseman Opperwachtmeester
Ook Eindhoven heeft zijn gijzelaars gekend. In oktober 1943 moesten de volgende gijzelaars zich éénmaal per week melden bij de Officier van Dienst en wel op elke woensdag tussen 10 en 11.
I.Th.E.C.de Haes, Goorstraat 9,
P.Ch.J.M.de Haes, Merellaan 23
W. A. Romijn, Pasteurlaan 112 j
Ph.Werber, Hoogstraat 118
J. A. Zoetmulder, Parklaan 23,
A.C.J.Leijssen, Roostenlaan 172
D.Need, Nieuwe Dijk 115
A.W.A.van Velzen, Geldropseweg 166
DE EERSTE EINDHOVENSE BEREDEN BRIGADE
In Augustus 1942 werd "ter bescherming van de oogst" een patrouille te paard, sterk 9 man, ingesteld. Deze paarden werden gehuurd van de Oranje manege uit Tivoli. Meer bijzonderhedenheden op de pagina "bereden brigade-levende have"
PREVENTIE EN POLITIE
Peter Alard Sanders deed op 1 januari 1943 zijn intrede in het korps.
Voor de oorlog was er een voetverzorgingsmiddel in de handel, Kukirol geheten. Zoals u op de advertentie hierboven kunt zien, stond op de verpakking van dat middel een eigenaardig mannetje afgebeeld. Al heel spoedig na zijn entree had Sanders van het personeel de naam Kukirol gekregen.
De Politieke Politie, opgericht in Mei 1943 stond kwam onder zijn leiding.
De dienst ressorteerde rechtstreeks onder de Politiepresident en behandelde, blijkens een dienstorder (uitgegeven ter gelegenheid van zijn oprichting "alle zaken voortvloeiende uit of een gevolg zijnde van de politieke toestand".
De personeelsleden van deze dienst waren echte moffenknechten, die steeds met de S.D. samenwerkten.
Bij deze dienst waren werkzaam J.v.d.Bogert( boven rechts), P.Eikhoud, administrateur Korff, onderluitenant Van Est, (boven links) Diefenbach, Stavast, de beruchte ex-buschauffeur Kooman (toen woonachtig in de Leostraat in Eindhoven - boven midden), Boot en Stolk.
Na de bevrijding werd J. van de Bogert geschorst en later definitief ontslagen (bron: schrift Gerard van den Boom)
Van Est was ook betrokken bij een kinderrazzia in het Limburgse Tienray
Het behoeft geen betoog dat het gehele personeel van deze afdeling tot "De Nieuwe Orde" behoorde en dus na de bevrijding uit het korps verdwenen is.
Van Est is ondanks ijverige naspeuringen nooit gevonden en Kooman heeft kans gezien voor zijn berechting te ontvluchten uit het kamp te Vught. Tijdens de oorlog is Kooman door zijn collega's Frans Kieft en Henk Hofs nog ooit opgewacht om hem naar de andere wereld te helpen. Bij toeval kwam hij toen niet opdagen en is het "feest" niet doorgegaan.
Politieman Linders werd op 12 september 1944 in de val gelokt en door de SD doodgeschoten. Bij deze zaak zijn zeer waarschijnlijk betrokken geweest: Frohnappel van de S.D.; Kooman van de Staatspolitie Eindhoven (boven) en Haasz, eveneens van de S.D.
De "Heren" rekenden tot hun taak:
- aanhouden van ondergedoken joden en hun helpers,
- het opsporen van personen die armbanden,dasspelden of andere sieraden droegen gemaakt van uitgezaagde dubbeltjes,
- het opsporen van ondergedoken auto's en motoren,
- het onderzoeken van overvallen op distributiebureaus e.d,
- het arresteren en transporteren van zgn. a-sociale elementen, welke naar het Arbeidskamp "Erica" te Ommen werden overgebracht
- Samen met de "Feldgendarmerie" werd getracht personen op te sporen die zich aan de Arbeidsinzet hadden onttrokken.
RADIOPOLITIE
Als enige gemneente in Nederland had Eindhoven tijdens de oorlog de zgn. Radiopolitie. Die stond onder leiding van opperluitenant Velthuijs, ook lid van de N.S.B, en daardoor tot inspecteur gebombardeerd. Hij was echter een politieman met wie nog wel te praten viel. Toen tijdens de bezetting de radiotoestellen moesten worden ingeleverd werden die opgeslagen in diverse schoolgebouwen, zoals school Krabbendam aan de Keizersgracht en de H.B.S. aan de Julianastraat, of, zoals die straat toen heette, de Sophiastraat .
Tijdens de bezetting werd het Wilhelminaplein omgedoopt in Willemsplein en de Chicago-bioscoop in Centraal Theater.
In de vooroorlogse jaren was er op de Frederiklaan dichtbij het St.Trudoplein een bioscoop geëxploiteerd door een zoon van Driek Senders, de befaamde portier van het nieuwe hoofdbureau. Ook is er een bioscoop geweest, het A.B.-Theater, op de hoek Stratumsedijk- Hertogstraat in het vroegere gebouw van de S.D.A.P., welk gebouw bij het bombardement van 1944 is verwoest.
Om op de radiotoestellen terug te komen, deze opslagplaatsen werden bewaakt door arbeidscontractanten, voor het merendeel N.S.B.ers. Op een gegeven ogenblik kwam Majoor Vermeulen met opgestreken zeil het bureau van de recherche binnen en beweerde, dat er uit de opslagplaats aan de Sophiastraat ettelijke radiotoestellen waren gestolen en dat deze diefstal alleen kon zijn gepleegd door bewakers-niet N.S.B.-ers. Er moest een onderzoek worden ingesteld. Krijgsraad werd gehouden over de vraag hoe men dit varkentje zou wassen zonder slachtoffers onder de ‘goede Nederlanders’ te maken.
De Hoofdinspecteur Pijls (uiterst links) en de rechercheur Willems (links) trokken er op uit op een moment dat de bewaking van bedoelde opslagplaats louter uit N.S.B.-ers bestond en zagen kans, niet om de daders van de diefstal te pakken, maar wel om zelf uit de opslagplaats, ongezien, ieder een radio toestel weg te halen en in triomf, achter op de fiets, mee te voeren naar het bureau.
Majoor Vermeulen wreef zich bij het zien van deze buit reeds in de handen en verheugde zich in de vermeende vlotte inbeslagname van de gestolen toestellen. Toen hem echter werd medegedeeld dat de radio’s even tevoren waren gestolen om te demonstreren hoe gemakkelijk buitenstaanders aldaar diefstal konden plegen, zakte zijn stemming zienderogen. Het spreekt dat het onderzoek naar de daders van de echte diefstal nooit resultaat heeft opgeleverd. Op de verschillende politiebureaus en posten mochten de toestellen blijven staan en dat daarvan een dankbaar gebruik gemaakt is om te luisteren naar verboden zenders, spreekt. Ook overigens werd door het politiepersoneel de Engelse zender goed bijgehouden. Als er in de uitzending van kwart voor twee 's-middags belangrijk nieuws was doorgekomen, was dit op het middagappèl van twee uur volop bekend.
In "Ons Thuis" was ook een werkplaatsje ingericht voor de Radiopolitie, o.m. om deze toestellen te steriliseren. Hier zwaaide een zekere Van Boekel de scepter, behorende tot de goede Nederlanders, in tegenstelling met zijn collega Van Hoof, die zijn gerechte straf dan ook niet heeft ontlopen. Bij het Philips Natuurkundig Laboratorium werden, ondanks het feit dat er Radiopolitie was, toch illegaal toestellen gebouwd. Niet alleen toestellen maar ook een illegale zender die op 4 okober 1944 de lucht inging als Radio Herrijzend Nederland. Kort voor de bevrijding zijn de beste van de ingeleverde toestellen naar Duitsland verhuisd en de rest na de bevrijding zoveel mogelijk aan de eigenaars teruggegeven.
DE ECONOMISCHE DIENST
De economische dienst is eigenlijk ontstaan in 1939, bij het in werking treden van de Prijsopdrijving- en Hamsterwet.
vlnr: Inspecteur Matla en de agenten van Hees, Schraven (geen foto) en W.v.d.Leegte, waren aanvankelijk met deze dienst belast. Al spoedig werkten zij samen met de Crisis Controle Dienst in de persoon van de Controleur Baas e.a. De Chef van deze Crisis Controle Dienst in het rayon Eindhoven was de Heer v.d.Lee. Toen de bezetting een feit geworden was, bleek al heel snel dat de werkzaamheden van deze dienst zich zo hadden uitgebreid, dat reorganisatie nodig was.
Aan het hoofd van de dienst, toen genaamd Bijzondere Dienst, kwam inspecteur Pijls te staan(links) en onmiddellijk onder hem Siebels. (rechts)
In november 1942 werden er door de dienst 17 verbalen opgemaakt wegens te dure gecondenseerde melk, te dure boter, te dure textiel, te dure steenkolen. Ook werd verbaal opgemaakt wegens een frauduleuze slachting. De maand daarop werden 23 verbalen opgemaakt.
In februari 1942 was de aanvoer van steenkolen onregelmatig door de ongunstige weersomstandigheden. De dienst bestond toen uit 5 man.
Een zwarte handel in genotmiddelen begon zich in deze tijd te ontwikkelen.
In mei-juni 1942 stagneert de groentedistributie en in juli 1942 werd een levendige bonnenhandel ontdekt welke zijn zetel had in een drietal cafés. Vooral tijdens de dinsdagse markt werden nog al eens razzia's op bonnenhandelaren gehouden en dikwijls met succes.
Naarmate de bezetting voortduurde kreeg de dienst meer werk.
In augustus 1942 werden o. m. in beslag genomen:
- 1000 kisten groente en fruit,
- 19 radio toestellen
- ongeveer 2000 frauduleus ingevoerde haarkammen.
Terzake het verhandelen en vervalsen van distributiebescheiden moest in 12 gevallen melding worden gemaakt aan de rijksrecherche centrale te ' s-Gravenhage, die twee verdachten overnam.
Weer uitbreiding noodzakelijk
Had tot heden een nogal optimistische toon geklonken uit de rapporten van de Economische Dienst, in oktober 1942 werd dat anders en werd de toestand "allerminst bevredigend" genoemd.
De dienst werd uitgebreid tot 17 man.
57 Verdachten, waaronder dertien vrouwen, werden die maand in arrest gesteld wegens economische misdrijven.
De maand daarop steeg het aantal aangehoudenen tot 123.
Oorlogsprijzen
Als voorbeeld wat prijzen uit december 1942, januari 1943.
Koffie f.110.- per K.G., een konijn f.15.-.
Ook de handel in Belgische shag tierde welig. Van deze shag werden door alle mogelijke sjacheraars sigaretten gemaakt welke plus minus 8 cent per stuk kostten.
Januari 1943 was de maand der konijnen.
Er werden toen 68 levende en 945 ingevroren beestjes in beslag genomen.
De prijzen waren van f.10.- tot f.20.- per stuk. (let wel: dit zijn prijzen van ruim 60 jaar geleden!)
Er deed zich een tekort voor aan boter, melk, fruit, terwijl klompen, brandstoffen en gas zeer schaars waren.
Ongelukken met gas.
Tengevolge van de gasloze uren deden zich verschillende gevallen van gasvergiftiging voor. Doordat namelijk op een gegeven ogenblik de gastoevoer ophield, vergat men vaak de gaskraan dicht te draaien waardoor bij hernieuwde aanvoer het gas zich door woon- of slaapvertrekken en keukens kon verspreiden.
In maart 1943 werden pakjes shag in de handel gebracht ad fl.50,-- per pakje, die bij onderzoek zeegras, veren en kapok bleken te bevatten.
Eveneens werd een geheime jeneverstokerij ontdekt en de installatie werd in beslag genomen.
De prijs van de op die manier gemaakte jenever was nog niet zo hoog, n.l. fl. 20,-- per liter.
In de bezettingstijd lag er eens een schip in de havenkom, geladen met vaten methyl alcohol, bestemd voor de N.V.Philips.
Een van de vaten lekte een beetje en de schipper kon de verleiding niet weerstaan enkele goedkope borreltjes te pikken. Hij heeft dit echter met de dood moeten bekopen.
Nog in dezelfde maand maart werd in een café weer een bonnenhandel ontdekt, waarbij 4000 bonnen in beslag genomen konden worden.
Wegens woekerprijzen werden voorts nog in beslag genomen oa.
- 500 haarkammen,
- 650 klosjes garen,
- 15 gros schoenveters,
- 900 meter elastiek.
De zwarthandel begon hand over hand toe te nemen en daarmede ook het aantal arrestanten.
181 in mei 1943.
Zeer gewilde artikelen waren toen vooral rogge, Belgische shag en textiel punten. Het gebeurde nog al eens dat ambtenaren van de Invoerrechten en Accijnzen Belgische shag in beslag namen en met deze shag op hun rijwielen geladen niet of zonder arrestanten aan het bureau kwamen bij de wachtcommandant.
Als de commiezen dan binnen waren werden vlug 'n paar handenvol tabak uit hun fietstassen genomen en daarvoor in de plaats een hoeveelheid water in de overblijvende tabak gegoten, zodat ze toch hun gewicht hadden.
In deze periode bemoeide ook de politieke politie zich met de economische delicten. Had tot heden het personeel van de Economische dienst -dat allemaal 'goede' Nederlanders waren- steeds gedaan of hun neus bloedde als het economische delicten ontdekte, dat werd nu veel moeilijker.
Ook de Majoor Vermeulen bemoeide zich nogal eens met deze dienst, maar hem werd in de meeste gevallen een rad voor ogen gedraaid wat niet zo'n grote kunst was.
Eind 1943 waren fruit, schoenen, klompen en babygoed zeer schaars, evenals in het voorjaar 1944 de steenkolen. Diverse scholen hebben toen wegens gebrek aan brandstof hun deuren moeten sluiten.
De goederenverzorging werd steeds slechter en de groente verzorging was erbarmelijk. In geen enkele groente zaak was iets anders te krijgen dan knolraap.
Ook in de melkvoorziening deed zich stagnatie voor.
Slachten in de kerk
In de officiële rapporten van de Economische Dienst worden niet veel gevallen van frauduleuze slachting vermeld. Het is echter bekend, dat onder een kerk in deze gemeente zondagsmorgens onder de hoogmis, als het orgel goed dreunde, menig koetje de weg van koeienvlees is opgegaan.
Ook werd eens een koe geslacht in een munitiekeet van de Duitse weermacht, hetgeen dit voordeel had, dat het "Sperrgebiet" was en de slachters hun werk ongestoord voor niet-militairen konden uitvoeren.
In Juni en Juli 1944 werd de goederenverzorging weer beduidend slechter. Ook de aardappelenvoorziening leverde grote moeilijkheden op.
De rapporten over de bevrijdingsperiode ontbreken, maar het is een feit, dat kort na de bevrijding de voedselsituatie zeer slecht was. Toen de Philipsfabrieken weer zouden gaan draaien, meende het personeel dat het met een lege maag slecht werken was. Er werd een demonstratie op touw gezet op het Frederik van Eedenplein en deze had inderdaad het gevolg dat de voedselsituatie aanmerkelijk beter werd. Op 15 oktober 1944 hervatte de Economische Dienst de werkzaamheden. Van die datum tot eind december 1944 werden 207 processen-verbaal opgemaakt voor onder andere Tabaksdistributiebeschikking(104) - Prijsvoorschriften (33) – Vleesdistributiebeschikking(35)
Luchtbescherming en politie
De politie had niet veel van doen met de Lucht beschermingsdienst die aanvankelijk geheel uit vrijwilligers was opgebouwd. In november 1940 werd een begin gemaakt met het vormen van een zgn. vaste kern. Deze vaste kern heeft zich uitgebreid, zodat later het gehele Luchtbeschermingspersoneel beroepspersoneel was.
De eerste leider der Lucht beschermingsdienst te Eindhoven was Mr.Fens, opgevolgd door Ir.Budde, daarna door Ir.Oosterholt.
Beide laatstgenoemden waren tevens reeds in dienst van de gemeente in een andere tak van dienst. Secretaris bij de dienst onder Ir.0osterholt was de Heer Putman Cramer.
In de jaren 1941-1942 kwam als hoofd van de dienst de Heer Fleischeuer met als secretaris de Heer Donker die Mr.Fens als leider opvolgde, doch slechts voor enkele maanden.
In Maart 1943 werd de post van Commandant Lucht bescherming en Commandant Ordepolitie in één persoon verenigd, nl. in die van Majoor Vermeulen.
Secretaris was in deze periode de Heer van Gorp. Deze toestand bleef gehandhaafd tot aan de bevrijding. Daarna werd Ir. Castendijk belast met het commando luchtbescherming, bijgestaan door secretaris van Gorp. In deze bezetting is geen verandering meer gekomen tot aan de liquidatie van de dienst.
Het spreekt vanzelf dat bij luchtaanvallen e.d. de politie echter wel steeds werd ingeschakeld. Bij elk luchtalarm moest het gehele personeel in dienst komen. Omdat er in Eindhoven nog bijna geen bombardementen waren geweest werd dat luchtalarm nogal gemoedelijk opgenomen.
Dat werd echter anders na de bombardementen van 1942, 1943 en 1944.
- Bommen (waarschijnlijk Duitse) vielen op de Hemelrijken in de nacht van 14 op 15 november 1940.Geheel links op de foto hierboven staat de Staf Luchtbescherming. Derde van links Donker, Luchtbescherming. Vijfde en zesde van links Commissaris Brinkman en Burgemeester Verdijk, geheel rechts Piet Knabben.
- In februari 1941 werd er luchtalarm gegeven omdat Engelse vliegtuigen boven de stad bleven cirkelen.
- In maart 1941 werd de 80 meter hoge gashouder(boven), staande op het terrein van de gasfabriek aan de Nachtegaallaan, door brandbommen getroffen. Op een gegeven ogenblik raakte het gas in brand en door de uitschietende steekvlam werd heel Eindhoven fel verlicht. Achter in Woensel kon men op straat de krant lezen, niettegenstaande het voor het bombardement volslagen donker was en de straatverlichting volledig was gedoofd.
- In de nacht van 20 op 21 april 1941 viel er op de spoorlijn Eindhoven-Best bij kilometerpaal 53.8 een drietal bommen. Een van die bommen ontplofte daarbij niet. De blindganger zou op 29 april 1941 worden verwijderd. Dat verliep niet zoals men zich dat had voorgesteld, want de bom ontplofte voortijdig waarbij de Heer Beusecom van de Nederlandse Spoorwegen en acht Duitse militairen op slag gedood werden, terwijl één persoon gewond raakte
- In de nacht van 12 op 13 juni 1941 werd luchtalarm gegeven wegens een luchtgevecht boven het stadsdeel Strijp. Als gevolg van dit gevecht viel in de toenmalige gemeente Aalst-Waalre een vliegtuig.
- Op 19 Augustus 1941 stortte een Duits vliegtuig brandend neer bij de Oude Bossche baan
- In de nacht van 21 op 22 oktober 1941 werden in de omgeving van Eindhoven een 18 brisantbommen en een aantal brandbommen afgeworpen. Het politierapport meldde dienaangaande "twee kalveren gedood, twee broeikassen vernield, geen persoonlijke ongelukken".
Hoewel deze resultaten veel doen denken aan de Duitse propagandaberichtgeving, was in dit geval de toestand juist weergegeven gezien de bron van het nieuws. - Een Engels vliegtuig stortte neer op de Woenselse straat in de nacht van 27 op 28 augustus 1942. Tijdens zijn val raakte het in brand. Het stortte neer tussen twee woonhuizen. De brandende benzine veroorzaakten brand in een boerderij en negen woonhuizen. Bij dit geval waren vijf doden en twintig licht gewonden te betreuren. Ook de piloten van het vliegtuig schoten het leven er bij in.
- Op 24 september 1942 en 4 oktober 1942 zijn vliegtuigen neergestort, respectievelijk bij de spoorbaan Eindhoven - Valkenswaard en bij de Javastraat.
- In de nacht van 24 op 25 juni 1943 stortte in Acht een Engels vliegtuig brandend neer en beschadigde daarbij een hoogspanningskabel van de P.N.E.M. De bemanning van vijf koppen kwam om het leven. De stad was gedurende 25 minuten van elektriciteit verstoken.
- In de nacht van 21 op 22 mei 1944 stortte weer eens een vliegtuig neer, nu bij de spoorlijn Eindhoven - Weert, ten Oosten van het Kanaal
- op 8 juni 1944 een op de Blaarthemseweg. Hierbij werd een burger gedood. Twee huizen werden voor de helft verwoest, terwijl er vier werden beschadigd.
- Op 14 juni 1944 weer een luchtaanval, nu langs de Oirschotsedijk nabij de kazerne. Over een lengte van circa 1,5 K.M. viel een groot aantal brisant -en splinterbommen aan weerszijden van de weg. Er waren 4 doden en drie gewonden. Een drietal boerderijen werd beschadigd en enig vee getroffen. In het algemeen was er niet achter te komen welke schade aan militaire objecten was aangericht omdat dit angstvallig verborgen werd gehouden. Naar aanleiding van de aanval van 14 juni werd het gerucht verspreid dat de stad zou worden gebombardeerd. Er ontstond een paniek onder de bevolking. Naar schatting een 15.000 mensen verlieten de stad. De stroom vluchtelingen bewoog zich langs het kanaal, de Geldropseweg, de Leenderweg, de Aalsterweg, de Boschdijk en de Sonseweg naar het vrije veld. De directeur van het Binnen ziekenhuis liet dit gebouw ontruimen, waarbij het vervoer van de patiënten met alle mogelijke en onmogelijke voertuigen geschiedde. De kinderen werden van school naar huis gestuurd. Toen om 12 uur ‘s-middags nog niets gebeurd was, zakte de paniekstemming en tegen de avond waren de meeste vluchtelingen in hun huizen teruggekeerd.
De maand mei 1943 heeft rouw gebracht over diverse Eindhovense families. Het in krijgsgevangenschap wegvoeren van Nederlandse officieren had een staking ten gevolge.
De hierbij afgedrukte bekendmaking spreekt voor zich: Behalve de vijf daar genoemde slachtoffers, werden nog vermoord:
Jan Gerrit Eilers, geboren 11.12.1910 (geëxecuteerd op 3 mei 1943)
Jacobus Johannes Hendricus Snoek, geboren 22.12.1907. Hij werd op 8 februari 1942 op het vliegveld geëxecuteerd.
Simon van Zandvliet geboren 6-4-1916 en geëxecuteerd op 3-5-1943
Met geen enkel woord wordt in het politie verslag van deze periode over deze moordpartij gerept. De z.g. rechtszitting werd gehouden in een zaal van "Ons Thuis" en daarbij heeft Romein nog als tolk gefungeerd.
Naar Johan Gielen is in de zgn. verzetsheldenbuurt in Acht een straat genoemd. Zie ook persoonlijke aantekeningen van politieman Gerrit Bruin die bij de zitting aanwezig moest zijn.
Na de bevrijding is op het terrein van de N.V.Philips ongeveer op de plaats waar de terechtstelling plaats gevonden heeft, een monument opgericht ter nagedachtenis van deze 7 slachtoffers, alsmede van hen die in dienst Philips door oorlogshandelingen hun leven hebben verloren.
Niet alleen bommen maakten slachtoffers. Ook het Duitse afweergeschut veroorzaakte ongelukken. Zo viel op 10 december 1941 op het terrein van de NV. Philips nabij de drukkerij een lichte granaat. Een meisje werd hierbij ernstig en twee mannen licht gewond.
De hoofdpost van de Luchtbescherming was gevestigd in een schuilkelder achter het Van Abbe-museum.
Langs en boven het bestaande torentje van het museum had men een houten uitkijktoren gebouwd, op de top waarvan een afgesloten ruimte was van waaruit men een goed uitzicht had over de stad. (l)
De hoofdpost was met aparte telefoonlijnen of -kabels verbonden met de diverse vakposten en met het Hoofdbureau van Politie. Hierbij werd gebruik gemaakt van die ouderwetse toestellen, waaraan je nog moest draaien om verbinding te kunnen krijgen.
De maanden november en december 1941 en de eerste maanden van 1942 kenmerkten zich door betrekkelijke rust in de lucht boven Eindhoven.
Er werd in geen maanden luchtalarm gegeven.
Eind juli 1942 werd de Eindhovense kermis gehouden.
Nog tijdens die kermis, namelijk in de nacht van 30 op 31 juli 1942 viel een aantal bommen op de panden Mauritsstraat 18 en 20. Vijf personen werden levenloos onder het puin vandaan gehaald, terwijl een zwaargewonde in het ziekenhuis overleed. De aangerichte schade was groot. Van de inboedels kon zo goed als niets worden gered.
Hoofdinspecteur Matla in zijn boek: "Bij deze gelegenheid heeft de politie zeer goed werk verricht en kon men zien dat een getrainde politieman meer waard was dan diverse luchtbeschermingslieden die slechts een theoretische opleiding hadden genoten."
Van 13 tot 19 september 1942 werd een z.g. Verduisteringsweek gehouden. Resultaat daarvan was o. a. dat 142 processen-verbaal werden gemaakt wegens het niet nakomen der verduisteringsvoorschriften ten aanzien van gebouwen, dat in 71 gevallen de elektrische stroom als straf werd afgesneden en dat 368 fietsers een bekeuring opliepen wegens onvoldoende afscherming van hun lampen.
In de maand daarop werd in 221 gevallen de stroom afgesneden.
Over verduistering gesproken: Menig politieman heeft zich in die tijd gelukkig geprezen dat zijn uniformpet voorzien was van een behoorlijk stevige klep, die dikwijls de stoot tegen lantaarnpaal, hek of ander obstakel heeft opgevangen. Soms was het, ook in verband met de weersomstandigheden, op straat zo donker, dat men tastend zijn weg moest zoeken, vooral als men pas op straat kwam.
Links vlnr: Zuidema - Henk de Smit - Steiginga - Kees Janse.
Rechtsboven: burgemeester van Rooy en (vlnr: Jan Aarts - Jan van den Hout en Jos de Haan)
foto boven: Bij luchtalarm was de politie uitgerust met een zwart gelakte metalen helm, afkomstig van het voormalige Nederlandse leger. Van deze helmen had men het wapenschild verwijderd. Deze helmen zijn tot de zestiger jaren de begintijd van de ME -toen nog stormbrigade genoemd- gebruikt.
(foto: Bundesarchief)
Majoor Wolk (boven) was de verbindingsofficier van de bevelhebber van de Ordnungspolizei. Hij controleerde de politiekorpsen in Brabant en was tot juni 1941 de Duitse liaison voor de procureur-generaal, een functie die vanaf juni 1941 door een NSB’er wordt bekleed.
Hij was ook aanwezig bij de installatie van N.S.B.-er Pulles als burgemeester van Eindhoven.
Maandelijks werden er rapporten opgemaakt die bestemd waren voor de "Befehlhaber der Ordnungspolizei" in Den Haag. Een afschrift van die rapporten (onder) werden ook maandelijkse naar Majoor Wolk gestuurd.
met dank aan Jan de Waal Eindhoven4044
Na de oorlog kwam de Eindhovense politieman Wim van Alphen bij de P.R.A. (de Politieke Recherche Afdeling)
C.Verhagen was een politie-officier in Den Bosch.
Hij bekleedde o.a. de volgende functie's:
- hoofd politieke recherche voor het district Den Bosch
- hoofd politieke recherche afdeling collaboratie in Noord Brabant
- hoofd recherche commissie opsporing oorlogsmisdrijven in Noord Brabant
- wnd. commissaris van politie Den Bosch.
Naar aanleiding van een publicatie in het weekblad "Accent" van 16 april 1977 schreef C.Verhagen het onderstaande waarin hij onder andere refereert aan die rapporten. Kennelijk om aan te tonen dat het overgrote deel van de Eindhovense politie zich gedurende de oorlog vaderlandslievend had gedragen.
met dank aan Jan de Waal Eindhoven4044
In de avond van 5 oktober 1942 was de Staatsmijn Maurits te Lutterade gebombardeerd. In de nacht van 5 op 6 oktober kreeg een detachement van de Eindhovense Politie bevel daarheen te vertrekken per autobus om assistentie te verlenen. Van dat verlenen van assistentie is niet veel gekomen.
Na een rede van majoor Wolk konden ze weer naar huis. Het detachement had echter nu de uitwerking van een bombardement gezien. Details mbt. het bombardement op de mijn.
Wolk keert pas enkele maanden voor de bevrijding van Brabant terug naar Duitsland. Als het aan hem had gelegen was dat veel eerder gebeurd, zo illustreren documenten uit het Bundesarchiv in Berlijn. In 1942 al heeft Wolk zich gemeld voor de SS, dan nog een vrijwilligerskorps. Reichsführer Himmler heeft hem pas in juni 1944 nodig, in Erfurt.
In zijn promotieonderzoek constateert de Bredase historicus Joop Bakker dat Wolk een felle nazi is, die stevig greep wil krijgen op de Brabantse politiekorpsen. (bron: twanvandenbrand.nl/
Op zondag 6 december 1942 des middags omstreeks half één, deed een honderdtal Mosquito's een aanval op de Philipsfabrieken.
Een groot aantal brisant- en fosforbommen werd afgeworpen en een groot deel van de Philipsfabrieken werd verwoest. Bovendien werden ongeveer 200 woningen verwoest of beschadigd, alsmede de Catharinakerk en een gedeelte van het ziekenhuis aan de Vestdijk. Eindhoven telde zeer veel doden onder haar burgers. Ter nagedachtenis aan deze ramp is er in Eindhoven het monument "Operation Oyster" opgericht.
boven bidprentje van enkele slachtoffers van het bombardement.
"De Eindhovense Politie heeft zich tijdens en na de luchtaanval bijzonder van haar taak gekweten en hier en daar uitstekend werk met gevaar voor eigen leven verricht" schreef de Hoofdcommissaris in zijn verslag en dit was inderdaad de waarheid.
Voor de slachtoffers werd een bedrag van fl. 252.- onder de politiemannen verzameld, dat aan de N.V.D. werd gegeven. Na dit bombardement was er zoveel werk aan de winkel voor de politie, o.m. identificatie van de lijken, registreren van goederen, afzettingen en ontruimingen van straten en wijken bij het ruimen van ontelbare blindgangers, dat er een maand lang van eigenlijke surveillance geen sprake was.
Bombardement Philips
De Philipsfabrieken werden in de avond van 30 maart 1943 weer gebombardeerd, nu door een negental vliegtuigen.
De aanval was voornamelijk gericht tegen de gedeelten Emmasingel en Willemstraat.
Behalve grote schade bij Philips werd een 60-tal woonhuizen getroffen.
Weer werden 23 burgers gedood en velen gewond.
Door bemiddeling van de Luchtbescherming werden 60 dakloze gezinnen ondergebracht in openbare gebouwen en bij particulieren.
Ook bij het bestrijden van de gevolgen van deze luchtaanval speelde de politie samen met Brandweer en Lucht bescherming haar rol.
In juni 1943 werden politiemannen aangewezen als hoofd van de verschillende vakposten der Luchtbeschermingsdienst.
In geval van lucht alarm dienden zij zich rechtstreeks naar het hun aangewezen vak te gaan en de leiding op zich te nemen.
Ook op de hoofdpost was bij luchtalarm een politieofficier aanwezig om van daaruit de politie aanwijzingen te geven.
De N.S.B.-sinterklaas
Op 4 december 1943 zou -nu echter een N.S.B.- Sinterklaas zijn intrede doen.
Nauwelijks was hij echter op de Markt aangekomen, te midden van voor het grootste gedeelte grote en kleine N.S.B.-ers, of de sirenes, weer hun angstaanjagend geloei lieten horen.
Een ware paniek ontstond en Sinterklaas moest hals over kop een goed heenkomen zoeken. Men begrijpt dat er van verdere feestviering niets is gekomen en dat een en ander koren was op de molen van het grootste gedeelte van Eindhovens bevolking.
In het voorjaar van 1944 ging er bijna geen dag voorbij zonder luchtalarm, soms meerdere malen per dag, zoals op 22 april liefst vier maal.
In de Philipsfabrieken was de regeling dat als er luchtgevaar was, “vooralarm” gegeven werd. De gehele fabriek stroomde dan leeg. Men kan zich voorstellen dat er van werken onder deze omstandigheden weinig of niets terecht kwam.
Het aantal arrestanten aan het Hoofdbureau was zodanig groot, dat er voor nachtverblijvers geen plaats was. (noot: Tot eind zestiger jaren was het mogelijk –als je geen onderdak had- op het hoofdbureau te blijven slapen. Er was een aparte ruimte voor mannen waarin een aantal stapelbedden was geplaatst. Dat werd ‘nachtverblijf’ genoemd.)
Te beginnen in maart 1944 werden deze nachtverblijvers ondergebracht in de vakpost Eindhoven van de Luchtbescherming, gevestigd in het toenmalige gebouw "Katholiek Leven" aan de Wal.
Herhaaldelijk werden in deze periode treinen met bommen bestookt of beschoten, zodat de diensten vaak waren gestremd en de treinen uren en uren te laat binnenkwamen.
Men kon in die tijd wel zeggen, op welk tijdstip het politiepersoneel dat vrij had, de stad per trein verliet, maar niet wanneer het zou terugkeren.
Dit had tot gevolg, dat men, vooral in de nachtdienst, dikwijls met onderbezetting te kampen had.
Kwam een trein binnen na het uur van de avondklok, dan kregen de reizigers van of vanwege de stationschef een briefje, waarmede zij dan ongehinderd hun woning konden bereiken.
Luchtaanval vliegveld
Op Maria Hemelvaart 1944 werd een grote luchtaanval uitgevoerd op het vliegveld. Bommen en brandende fosfor regenden neer.
Een bom kwam terecht op het plein bij de St.Trudokerk die daardoor zwaar werd beschadigd.
Op 3 september 1944 viel een zestal bommen achter een perceel aan de Zeelsterstraat en een op de hoek Geertruidenbergstraat - Bergen op Zoomstraat, zonder echter al te veel schade aan te richten. Ondanks dat er niet al te veel schade werd aangericht leidde dit bombardement tot een ongekende ramp voor het gezin van een Eindhovense politieman.
Het vliegveld werd op 10 september 1944 weer gebombardeerd.
Ook nu nog worden nog regelmatig blindgangers aangetroffen die moeten worden geruimd.
Getuige het aantal bomkraters op de foto links zijn er dat nog al wat.
Op 11 september 1944 begonnen de Duitsers stelselmatig alle voor de oorlogsvoering bestemde installaties te vernielen, vermoedelijk in verband met het valse bericht van het vallen van Breda. Zodra de Duitsers de gebouwen hadden verlaten die ze tot dan in gebruik hadden gehad, begon de bevolking deze te plunderen, o.a. de gebouwen van de Theresiaschool aan de Bredalaan en Goorstraat, alsmede het Jeugdstormhuis aan de Keizersgracht. Ook in dit gebouw is de Hoofdpost van de Luchtbescherming gevestigd geweest.
Het bombardement op 19 september 1944
Nadat op 18 september 1944 de stad in feestvreugde was geweest vanwege de bevrijding kwam de 19 september, één der donkerste dagen in de Eindhovense geschiedenis. Tegen de avond ging het gerucht dat een Duitse tankformatie een aanval zou doen op de stad om te trachten door te breken. De rood-wit-blauwe vlaggen die bijna twee dagen hadden gewapperd, werden ijlings ingehaald. Omstreeks 8 uur 's avonds tegen de schemering werden een massa lichtkogels boven de stad uitgeworpen en daarna begon een bombardement dat ongeveer een half uur duurde. De bommen werden blijkbaar lukraak over de gehele stad uitgeworpen. Een munitie colonne in de Hertogstraat raakte tot overmaat van ramp ook nog in brand. Toen het bombardement was geëindigd leek de hele stad één vuurzee. De droeve gevolgen?
Dit bombardement kostte Eindhoven 177 doden. De stoffelijke overschotten werden bijeengebracht bij een school aan de Thijmstraat om te worden geïdentificeerd.(boven)
Piet van Soerland was samen met Staal, van Hees en Heskens (vlnr) belast met identificatie doden bij:
- bombardement 6-12-1942 (136 doden)
- bombardement 30-3-1943 (23 doden)
- bombardement 19-09-1944 school Thijmstraat (177 doden)
Gevolgen van andere bombardementen en oorlogshandelingen:
- 25 tot 30 doden vielen er bij het bombardement op 30 maart 1943
- Bij de oorlogshandelingen (de Orchideeënstraat) op 12 oktober 1944 vielen 10 doden en 11 doden bij die van16 december 1944
- een V-1 sloeg in op de hoek Kruisstraat - Gildelaan, waarbij 8 huizen werden vernield en 200 beschadigd
- Een week later, 23 december, vielen twee bommen op de vroegere Demer en twee op de Kruisstraat. Drie burgers en twee militairen werden hierbij gewond.
Op 25 september 1944 werd weer een gerucht verspreid en nu, dat Eindhoven door de Duitsers was omsingeld en dat de stad weer zou worden gebombardeerd. Hoewel dit gerucht de stemming van de bevolking drukte, heeft het toch niet zo'n uitwerking gehad als op 14 juni.
Verder stond rondom de stad en de Philips fabrieken het Duitse afweergeschut, zoals nabij het station bij de Nieuwe Bogert, bij de Marconilaan, in Strijp tussen de St.Trudokerk en de kerk van de Paters Capucijnen, in de nabijheid van de IJzeren Man, evenals op de daken van diverse Philipsfabrieken (zoals hierboven op de Philipstoren aan de Emmasingel) en andere hoge gebouwen, o.a. Baekers en Raymakers, Vroom en Dreesmann.
Bovendien reden de Duitsers bij tijd en wijle met afweergeschut door de stad, waarbij ze vanuit woonwijken het vuur op overtrekkende vliegtuigen openden.
Feest Philips
Op 23 mei 1941 maakte de Directie van de NV. Philips bekend dat een extra loon van twee weken zou worden uitbetaald wegens het 50-jarig bestaan van de N.V., en dat het personeel om vier uur ‘s-middags naar huis mocht. Om half twee was er echter zo'n feestvreugde dat in plaats van om 4 uur al om twee uur vrijaf gegeven werd. De feestvreugde uitte zich door de Directie een "Lang zal zij leven" toe te zingen en daarna kwamen al gauw allerlei nationale liederen. Er ontstond (in oorlogstijd wel te verstaan) een verkapte Oranjeviering.
De joodse firma De Wit op de Demer, deelde eveneens in de feestvreugde en gooide met handenvol oranje feestmutsen, nationale vlaggetjes, en andere feestartikelen naar buiten.
’s Avonds om 6 uur arriveerde een bataljon Ordnungspolizei uit Tilburg met veel vertoon in de stad en werd een bevel uitgevaardigd dat iedereen ‘s avonds om 8 uur binnenshuis moest zijn. Die avond zijn, na 8 uur, enkele honderden personen aangehouden en tot de volgende morgen vastgehouden in een school aan de Don Boscostraat.
De oorzaak hiervan was:
- het optreden van de foute politieman Van Dijk, (die met een mes in zijn arm werd gestoken;
- dat aan de bagagedrager van de fiets van hoofcommissaris Willem Dijs (ook fout) een grote oranje strik werd bevestigd;
- dat de N.S.B.-leiding de zaak verdraaide;
Het vlagincident:
Op 29 mei 1942 werd politieassistentie gevraagd bij het Gemeentelyceum. Hier speelde zich het z.g. vlagincident af. In het kort kwam het hierop neer. Bij gelegenheid van het bezoek van Mussert aan Eindhoven werd aan verschillende gemeentegebouwen de Oranje-blanje-bleu-vlag uit gestoken, zo ook aan het Gemeente lyceum aan de Sophiastraat (Julianastraat). De leerlingen weigerden onder de vlag door de school binnen te gaan en groepten samen vóór en in de buurt van de school.
Voor zover bekend heeft de politie daar niet opgetreden. De kwestie werd door de NSB Burgemeester Pulles (l) op de spits gedreven en verschillende leerlingen werden door hem gestraft met schorsing voor 8 dagen tot 1 jaar, evenals het verlies van vrije middagen.
Uiteindelijk heeft geen enkele leerling feitelijk straf gekregen.
In een door en voor de scholieren verspreid vlugschrift is o.a. te lezen: "Omdat bij het bezoek van Mussert aan Eindhoven de N.S.B.-vlag uitgestoken was, hebben we geweigerd de school in te gaan. DAT WAS ONS GOED RECHT. Zoiets nemen we niet," en "De vaderlandse geschiedenis leerde ons hoe onze grote helden offers wisten te brengen voor Land en Vrijheid. Die lessen hebben we goed begrepen. Nooit bukken we voor de N.S.B. Dan liever de lucht in, zei van Speijk". Verder: "Niet de rechter straft ons, maar een N.S.B.-burgemeester. Waar bemoeit die vent zich mee?"
Bij deze zelfde gelegenheid moest de technisch ambtenaar Moonen van Gemeentewerken er voor zorgen, dat aan de diverse gemeentegebouwen de N.S.B.-vlag werd uitgestoken. Hij weigerde aan zijn personeel hiertoe opdracht te geven. Hij werd daarvoor ontslagen en tegen hem moest proces verbaal worden opgemaakt, ter zake 358bis Wetboek van Strafrecht.
Voor het Vredesgerechtshof werd hij veroordeeld tot 14 dagen gevangenisstraf.
Enkele dagen na zijn veroordeling ontving de Heer Moonen een briefkaart waarop stond:
HULDE. Gaat niet opzij voor 't roof gespuis. Bewijs geen eer aan het hakenkruis. Weersta de schurken, die ons land Verkwanselen in des vijand’s hand. Oranje boven Vrij Nederland. Afzender: Nederlander.
Deze open briefkaart was door onverklaarbare oorzaak terechtgekomen bij de NSB-burgemeester Pulles die hem doorstuurde naar de Heer Moonen met het volgende briefje: "Bijgaande HULDE AAN EEN NEDERLANDER, welke ik bij mijn poststukken aan- trof, doe ik U hierbij toekomen". De Burgemeester van Eindhoven, Pulles.
Op 29 mei 1945 hebben 3 Eindhovenaren (Dr.Ir. J. Bergmans - H. Honhof en E.A. Wijsmuller) bovenstaand boekje geschreven om te voorkomen dat het vlagincident met de jaren in de vergetelheid zou geraken.
Pulles werd op zaterdag 21 februari 1942 als N.S.B.-burgemeester van Eindhoven geïnstalleerd. In het Dagblad van het Zuiden werd er een paginagroot artikel aan gewijd.Dr. Robert Thiel (1909-1989)
In dit artikel wordt onder andere de toespraak van Dr. Thiel weergeven. Hij was "Beauftragten des Reichcommissars".
Op landelijk niveau had Seyss-Inquart de Generalkommissare onder zich, op provinciaal niveau waren dit de "Beauftragten"
Daarnaast hadden de steden Amsterdam en Rotterdam een eigen Beauftragte.
De taak van deze functionarissen was toezicht houden op het openbaar bestuur en het economisch leven.
Daarnaast hielden zij zich bezig met het nazificeren van de publieke opinie.
Provinciale en gemeentebesturen moesten hun belangrijkste beslissingen aan de Beauftragte meedelen.
Ook in het W.A.-blad "De Zwarte Soldaat" werd er een groot artikel aan gewijd.
Het beschrijft de levensloop van de NSB-burgemeester Pulles zoals die in het Nationale Dagblad werd gepubliceerd. (NSB)
Onder: Toen Pulles in febr. 1942 in het Van Abbe museum werd geïnstalleerd waren een behoorlijk aantal sinistere figuren aanwezig toen hij zijn installatierede hield.
(klik op de afbeelding voor een vergroting)
1=Leeuwenberg, distributieleider NSB
2=Oberst Kausch (cmdt. Fliegerhorst)
3=Mr.Ir. van Leeuwen (gewestelijk politiepresident)
4= Majoor Wölk (chef Ordnungspolizei/cmdt. Grüne Polizei Eindhoven)
5=Hauptmann Jauernick
6= Majoor Vermeulen (hoofd Eindhovense politie)
7=Bade
8=Vroegindeweij (sociaal voorman NV-Philips)
9=Huub Vervoot (van de Eindhovense en Meijerijsche Courant)
Na de oorlog werd Pulles gearresteerd. (zie foto hieronder). De politieman in uniform is Willem Raap. In de deuropening staat politieman Wim van Alphen.
Pulles komt ook voor op de lijst van na de oorlog ontslagen burgemeesters. Zoals uit het hieronder afgebeelde krantenartikel blijkt is ook de vrouw van Pulles berecht.
Op 15 september 1944, drie dagen voor de bevrijding van Eindhoven, heeft Gerard van den Boom een inventarisatie moeten maken van het Eindhovense korps.
Hij moest op last van de Militair Commissaris Oost Brabant opgave doen van wie er vermoedelijk fout waren geweest en wie er om die reden geschorst of gestaakt waren.
Hieronder een grafiekje van deze inventarisatie.
Onder de geschorsten bevonden zich 7 oud WA-hulpagenten.
In 1945 werd het zogenaamde Zuiveringsbesluit ingevoerd.
Daarin werd geregeld wie en in welke gevallen kon worden geschorst, gestaakt of ontslagen omdat hij tijdens de oorlog fout was geweest.
Er bestaat een lijst van Ontrouw en Zuivering met daarin de namen van degenen op wie een of meerdere van die maatregelen zijn toegepast.
Hieronder treft u enkele foto's aan die zijn gemaakt tijdens de oorlogsdagen in Eindhoven.
De Philipsfabrieken en de Eindhovense binnenstad kregen het zwaar te verduren.
Getroffen Philipsfabrieken
Links de Philipsfabrieken en rechts het toenmalige Binnenziekenhuis dat aan de voorzijde grensde aan de Vestdijk en aan de achterzijde aan de Jan van Lieshoutstraat.
Gezicht op de totaal verwoeste Demer.
Gezicht op de Philipstoren aan de Emmasingel vanuit waar nu ongeveer de Bijenkorf staat. Links de Demer.
Op 18 september 1944 trokken de geallieerden vanuit Valkenswaard via ondermeer het Stratumseind door Eindhoven. (boven)
Op 19 september, één dag later, werd dat deel van de stad door de Duitsers gebombardeerd met als resultaat wat je hieronder ziet.
NSB-ers en andere lieden die zich tijdens de oorlog minder vaderlandslievend hadden opgesteld werden afgeleverd op het hoofdbureau aan de Grote Berg. Dit onder grote publieke belangstelling.
In het midden onder de poort (in uniform) staat Jan van de Reek. Vooraan in het midden in burger Ip. de Poorter. De andere politiemensen zijn mij onbekend.
Hoongelach viel de onbetrouwbare Nederlanders ten deel bij het binnengaan van het bureau.
Twee Amerikaanse paratroopers (in het midden van de foto) worden toegejuicht door bevrijde Eindhovenaren voor de hoofdingang van het bureau Grote Berg.
Boven links: Bij of kort na de bevrijding van Eindhoven vlnr: Zuidema - ? - Gerard van den Boom - Primus - Joop Harthoorn - Kees Janse
Boven rechts: Anne Holtrop en Baken (later marktmeester).
Een van de bezetters werd gearresteerd. Let op het jongetje rechts bij wie enig leedvermaak onmiskenbaar aanwezig is.
Kees Janse kwam in 1942 bij de politie Eindhoven. Net als de meesten werkte hij bij de straatdienst. De groep waartoe hij behoorde moest mensen arresteren die tegen het regime van de Duisters waren. Rond 3 uur in de nacht kreeg de groep een lijst met mensen die ze rond 6 uur moesten gaan arresteren. In plaats daarvan gingen ze echter tevoren die mensen waarschuwen en onderbrengen in een loods van verhuisbedrijf Aarts aan de Meckelenburgstraat in Eindhoven. Vandaar namen leden van het verzet het van hen over.
De kruik ging echter net zo lang te water tot ze brak. Op een bepaald moment zag Kees zijn naam ook op de lijst staan, samen met die van zijn collega Jan Aarts. (boven rechts)
Beiden werden tot na de oorlog door het verzet elders ondergebracht. Het bleek dat hij door een burger ambtenaar van het korps was verraden.
Volgens zijn zoon heeft Kees hem meteen na de bevrijding gearresteerd.
Na de bevrijding arresteerde Kees een van de Duitse bezetters die nog duidelijk herkenbaar was, ondanks dat hij de knopen en rangonderscheidingen van zijn jas had verwijderd. Volgens mij was hij blij dat de oorlog er voor hem op zat.
Boven: Lutke Schipholt vermaakt zich met een pop die de opgehangen Hitler voorstelde.
Vanuit een woning in Strijp werd dit bombardement op de Philipsfabrieken vastgelegd.
Twee opnamen van een Duits appel voor het van Abbemuseum.
Boven: De PAN onderweg op de Geldropseweg, hoek Stratumsedijk, richting Wal.
Daaronder: Collaborateurs worden op de Grote Berg het hoofdbureau van Politie binnengebracht door PAN-leden en scouting. Door zijn zoon Joop werd het middelste gehelmde PAN-lid herkend als Louis Dassen die later, tot aan zijn overlijden, deel zou uitmaken van het korps gemeentepolitie Eindhoven.
De PAN, samen met politie, onderweg om arrestanten te maken onder voormalige collaborateurs, hier op de Grote Berg tegenover het toenmalige hoofdbureau.
Verwoeste Philipscomplexen.
Linksboven het hoekpand van voormalige boekhandel van Pierre op de hoek van de Kerkstraat-Rechtestraat met in de verte het torentje van het Eindhovense stadhuis. (gezien vanuit het Stratumseind.
Rechtsboven de plaquette die nu nog op dat hoekpand is aangebracht en die aan het bombardement herinnert van 19-9-1944.
Gevangen genomen Duitsers worden onder bewaking van politie en para's via de Demer weggeleid. Op de achtergrond de glazen pui van Vroom&Dreesman en het torentje van het Eindhovense stadhuis.
Grote Berg Eindhoven bij de ingang naar het hoofdbureau.
Intocht van de bevrijders via de Ten Hagestraat.
Kijkrichting Vestdijk. Links de gebouwen van het toenmalige Binnenziekenhuis. Op de linker hoek is nu de ingang naar de Heuvelgalerie bij de fontein.
Rechts, waar nu Dynamo staat, was destijds het Groen Koffiehuis.
Dolgelukkig waren de Eindhovenaren toen ze bevrijd waren. Het leek wel carnaval.
Hier trekken de jongeren door de Tramstraat, samen met een van onze bevrijders.
De grote man met het donkere pak vooraan links is MARI PULLES die later, tot aan zijn pensionering, werkzaam was bij de afdeling financiën van de gemeentepolitie Eindhoven.
Veel foto's van het korps Eindhoven op deze website, vooral veel pasfoto's, heb ik uit zijn verzameling gekregen.
Gearresteerde politiefunctionarissen:
Verschillende politiemannen zijn in de bezettingstijd door de Duitsers gearresteerd en hebben kortere of langere tijd in de gevangenis doorgebracht.
Enkelen worden hieronder genoemd: (op de website van Jan de Waal staat ook veel informatie over Eindhovense agenten gedurende de oorlogsperiode)
Agent Zelen werd op 15 mei 1941 door Wiegant van de S. D. Eindhoven gearresteerd, verdacht de hand te hebben gehad in het achteroverdrukken van koffers van de weermacht te Deurne en het doen van Duits vijandige uitlatingen. Door het Feldgericht te Utrecht werd hij vrijgesproken na -tot 7 oktober 1941- te hebben doorgebracht in het Huis van Bewaring te 's-Hertogenbosch, cel 59.
Toen hij te Eindhoven terugkeerde was hij zo mager geworden, dat hij, zoals dat toen werd omschreven, ‘kijkende door zijn broeksband, door zijn broekspijpen de straatstenen kon zien.’
Hoofdagent Duvigneau werd gearresteerd verdacht van het verschaffen van hulp aan joden. Hij werd in de cellengang alhier ingesloten.
Op een gegeven dag ontvluchtte hij echter en is daarna tot het einde van de bezetting ondergedoken geweest.
Duvigneau ontving na de oorlog een oorkonde van Generaal Eisenhower voor zijn hulp aan de geallieerden.
Hoofdagent C. Verhagen.
Naar aanleiding van het ontvluchten van Duvigneau is ook de hoofdagent C. Verhagen gearresteerd.
Deze werd echter na één dag en één nacht in een cel van het Hoofdbureau te hebben doorgebracht, in vrijheid gesteld.
Agent van Oorsouw werd ontslagen omdat hij bij een N.S.B.-collega een briefje in diens kleerkast je in de wacht had gedeponeerd, met de vraag waarom deze niet naar Rusland ging.
Rechercheur de Rooij werd gearresteerd samen met Harry Aarts, wegens het verlenen van hulp aan joden en het vervoeren van piloten.
Beiden zijn naar het kamp Vught overgebracht.
Aarts is aldaar gefusilleerd (zie onder), terwijl de Rooij het heeft overleefd.
Op de website https://eindhoven4044.nl/ komt zijn naam (met die van de omgekomen collega Linders) voor op een handgeschreven stuk uit een Engels archief mbt. pilotenhelpers uit Eindhoven.
De Rooy werd "streng" verhoord en mishandeld. Hij was ook goed op de hoogte met alles wat er in het korps omging. Hij bleef ontkennen en werd tenslotte vrijgelaten. Wel moest hij met een hartinfarct verder leven.
De politieman de Rooij heeft de oorlog overleefd.
Rechercheur Harry Aarts.
Tijdens de oorlog helpt hij, als eind twintiger, samen met plaatsgenoot Rien van Bruggen neergeschoten geallieerde piloten naar verzetsvrouw Coba Pulskens in Tilburg te brengen. Van daar worden ze naar de grens gesmokkeld, om via het Belgisch verzet en Frankrijk en Spanje (Gibraltar) terug te keren naar Engeland. Eerst vervoeren zij piloten, die zij uit Amersfoort krijgen naar Limburg, naderhand vinden zij twee afvoerlijnen in Noord-Brabant. De ene route loopt naar Maarheeze-Budel, de andere route via Oisterwijk naar Coba Pulskens in Tilburg.
Voor het overbrengen van piloten maakt Harry regelmatig gebruik van een politieauto, of hij rijdt in een auto met het bord "Politie" achter de voorruit. Zo lopen ze minder kans om na spertijd te worden aangehouden. Harry Aarts heeft de politie-DKW "geleend".
Op 8 juli 1944 wordt Harry’s wagen, met daarin verzetskameraden Jan Brunnekreef en Piet Haagen en twee geallieerde Canadezen piloten, Frayser en McFayden op de achterbank, bij Moergestel aangehouden. Een luitenant van de Wehrmacht meldt dat hij met zijn patrouille op het kruispunt Oisterwijk-Tilburg in Moergestel een DKW-personenauto met een Nederlands kenteken heeft aangehouden. De auto staat op naam van de Eindhovense gemeentepolitie. Het voertuig en de vijf inzittenden zijn meegenomen naar de commandopost van het detachement in Moergestel. Volgens hun persoonsbewijzen zijn drie inzittenden, Nederlanders, waaronder de bestuurder die politieman zegt te zijn en dit met papieren kan aantonen.
Twee andere inzittenden spreken Engels. Het is een verdacht gezelschap en in de auto zijn twee pistolen gevonden.
Als Schönfeld voldoende zekerheid heeft dat de twee Engelssprekende arrestanten luchtmachtmilitairen zijn, verzoekt hij de Luftwaffe in Gilze-Rijen om ze over te komen nemen, zodat ze door deskundigen van de Abwehr verhoord kunnen worden. De piloten Fraser en McFayden zijn bij de aanhouding krijgsgevangen gemaakt en zullen de oorlog overleven.
Ook op de De website van nationaal Monument Kamp Vught wordt Harry herdacht.
Bijgevoegde documenten collectie Nationaal Monument Kamp Vught.
Klik op deze afbeelding voor een vergroting.
Hoofdagent Knabben en de agent Bouman (geen foto) zijn juli-augustus 1942 in arrest gesteld wegens het laten ontsnappen van een S. D.-arrestant.
Zij werden echter door het S.S.U.Polizeigericht vrijgesproken en konden daarna hun dienst hervatten.
Agent Klingens kreeg op vrijdag 1 augustus 1941 tijdens het sluiten bij restaurant "Trianon" (exploitant van Lith) moeilijkheden met een Duits vliegerofficier.
Klingens werd op 25 augustus 1941 door een Duits gerecht, zitting houdende op het vliegveld alhier, veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf wegens belediging van die officier-vlieger.
Klingens bracht 14 dagen door in de gevangenis aan de Amstelveenseweg te Amsterdam en zat daarna zijn straf uit in de gevangenis te Bochum tot 25 Maart 1942.
Bij zijn terugkeer in Nederland was hij 50 pond lichter geworden.
Hij werd in 1936 op 25 jarige leeftijd bij de politie aangesteld. Zijn proces-procesverbaal van eedsaflegging vindt u hier.
Willem van Hees (Woeste Willem) werd in deze periode door de S.D. gearresteerd wegens het onderdak verschaffen aan Joden.
Na zijn arrestatie bleek zijn gezondheidstoestand van die aard te zijn, dat hij werd opgenomen in het Binnenziekenhuis waar hij onder politiebewaking moest blijven.
Daar moest ook bewaakt worden Dr.Spoorenberg van de G.G. en G.D, die daar ongeveer gelijktijdig in was opgenomen.
Het heeft tot 1950 geduurd totdat Van Hees weer in politiedienst terug kwam.
George Deelman was op 18 juni 1942 als wachtmeester bij de Eindhovense Staatspolitie benoemd. Hij was op 19 augustus 1943 door de Sicherheitsdienst gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis in Haaren(N.Br.)
Hij was, samen met de agenten Böhler en Houtsager (zie verder hierna bij "Gesneuvelde Politiemannen") gearresteerd omdat zij persoonsbewijzen en stempels hadden ontvreemd uit het Arbeidsbureau te Eindhoven.
Op 15 maart 1944 werd hij overgeplaatst naar het enige Nederlandse SS concentratiekamp in Nederland: Konzentrationslager Herzogenbusch dat later bekend werd als kamp Vught.
Nadat hij op 28 maart 1944 wegens gebrek aan bewijs is vrijgelaten wordt hij op 25 juli 1944 weer gearresteerd op last van de SD en in augustus van dat jaar overgebracht naar Kamp Amersfoort. (Häftlingnummer 4866)
Hij werd binnengebracht op grond van Arbeitseinsatz en "Politische Verhalten und Kriminelle vergehen".
Tijdens het bombardement van vliegveld Deelen weet hij te ontsnappen.
Nadat hij bij zijn ouders in Bussum is hersteld blijft hij in het tot het einde van de bezetting in het Westland en gaat hij met hulp van de ondergrondse naar Amsterdam om daar voor het verzet te werken.
Na de oorlog is hij niet bij de politie teruggekeerd maar ging hij het leger in.(bron: De Vergeten Executie" van Jos Diender)
Onderscheidingen
Brigadier Reukers werd in december 1951 onderscheiden door de Franse regering met het oorlogskruis 1939-1945 met de bronzen ster.
Hij kreeg die onderscheiding wegens het bijdragen tot hulp aan talrijke Franse en geallieerde krijgsgevangenen die waren ontsnapt uit Duitse krijgsgevangenkampen, met toewijding en onder moeilijke omstandigheden gedurende de vijandelijke bezetting verricht.
Reukers had al eerder onderscheidingen ontvangen nl: een door generaal de Gaulle persoonlijk ondertekende oorkonde en twee Amerikaanse onderscheidingen, waarvan een getekend door gen. Eisenhower.
Aan Henk Hofs werd het Oorlogsherinneringskruis met gesp voor bijzondere krijgsverrichtingen “Nederland Mei 1940” toegekend.
Hofs nam indertijd als dienstplichtig sergeant deel aan de gevechten op de Grebbeberg.
Hij maakte toen deel uit van de compagnie waartegen de Duitsers een doorbraak forceerden en heeft het zwaar te verduren gehad.
Hij heeft daar nooit over gesproken.
Ook niet in familiekring.
Tijdens zijn crematie in 2005 werd gememoreerd hoe emotioneel hij ieder jaar was tijdens de jaarlijkse dodenherdenking en dat de Grebbeberg jaren lang door hem bezocht is om daar in stilte die moeilijke periode te overdenken.
W. van Alphen.
W. van Alphen was tot 1957 werkzaam bij het korps Eindhoven.
Bij toeval kreeg ik in oktober 2023 contact met Hans, de zoon van W. van Alphen.
Van hem kreeg ik toestemming dit aangrijpende verhaal te plaatsen waarvoor hartelijk dank.
De vroegst van hem bekende foto is uit de periode dat hij als agent startte. De foto is genomen in de cellengang van het oude hoofdbureau aan de Grote Berg.
Op de achtergrond staan korpschef Brinkman (met hand in de zak) en inspecteur Ten Haaf.
In zijspan W. van Alphen en de foto rechts is bij latere collega's bekend geworden omdat die nog in het inmiddels afgebroken bureau aan de Koning Arthurlaan hing.
Over de periode bij de politie is over hem weinig bekend. Ook in het boek dat hoofdinspecteur Matla over de geschiedenis van het korps schreef staan alleen maar enkele foto's van hem maar wordt niet vermeld over welk enorm drama dat zijn gezin in de oorlog is overkomen.
Een familiedrama dat plaatsvond in de gemeente Heusden.
Zijn vrouw was met hun 4 kinderen Eindhoven ontvlucht.. Zij woonden nl. vlakbij het vliegveld dat gebombardeerd werd en Heusden leek haar veiliger.
Vader van Alphen kon vanwege zijn werk als politieman niet mee.
In de nacht van 4 op 5 november 1944, enkele uren voordat Schotse militairen Heusden bevrijdden, werd het gemeentehuis van Heusden door de Duitsers opgeblazen.
Van de 200 mensen die daar schuilden kwamen er 134 om het leven.
Onder hen de vier kinderen van Van Alphen. Vader van Alphen werd door de pastoor van de Theresiaparochie van hun overlijden in kennis gesteld.
Hun moeder overleefde en eenmaal terug in Eindhoven kon ze niet leven met de gedachte dat hun 4 kinderen in een massagraf in Heusden lagen.
Zij wilde hen in Eindhoven laten herbegraven. Dat stuitte op veel problemen en toestemming daarvoor werd maar niet verkregen.
Het was een drukte bij het van Abbemuseum.
Slechts een beperkt aantal genodigden stond aan weerzijden van de ingang opgesteld waaronder Wim van Alphen met zijn echtgenote.
De niet genodigden stonden achteraan en werden tegen gehouden door politie, scouting en militairen.
De politiemannen hierboven zijn en Van de Pasch en Jan Lutters(r).
Op 19 maart 1945 bracht de toenmalige koningin Wilhelmina een bezoek aan Eindhoven.
Vader van Alphen bevond zich met zijn vrouw en nabestaanden van slachtoffers van de Philipsstaking op het bordes bij het Van Abbemuseum.
Beiden staan 2e en derde in de linker rij terwijl met het volkslied zingt. Mevrouw van Alphen met zwarte sluier.
De koningin sprak met hen waarbij Van Alphen haar in het kort vertelde wat voor drama zijn gezin in 1944 was overkomen en over de tegenwerking die hij ondervond zijn kinderen in Eindhoven te laten herbegraven.(boven)
De koningin gaf hem het advies contact op te nemen haar kabinet. Nadat hij dat had gedaan was de burgemeester van Heusden meewerkend.
Tweede van links is de Eindhovense korpschef Bote van der Werf in gesprek met Dr. Louis Beel
In 1946, bijna 2 jaar nadat hun kinderen in een massagraf werden begraven, kreeg hij toestemming hun kinderen in Eindhoven te herbegraven.
Er was echter een voorwaarde aan verbonden: Hij moest ze zélf opgraven met ondersteuning van een Eindhovense begrafenisondernemer.
Men wist op welke plaats de vier kinderen naast elkaar in het graf lagen, echter zonder kist.
Hij herkende hen aan de resten van hun kleding. Ze droegen namelijk alle vier dezelfde kleding, gemaakt van gekeerde uniformstof van oude uniformen van hun vader.
Bij de herdenking van 75 jaar bevrijding Eindhoven werden er diverse zogenaamd CrossRoads Stills gemaakt.
De zuil met Still die betrekking heeft op dit drama staat in het raadhuis in Heusden (Informatiepunt VVV) waar nu ook het hoorspel hierover is te horen.
De kinderen werden in 1946 herbegraven op het Theresia-kerkhof in Eindhoven
Het kunstwerk bij het graf van de kinderen op het Theresia-kerkhof in Eindhoven.
Ook zijn hun namen vermeld op het monument "Herinner U de namen" (Stadhuisplein Eindhoven)
Hans van Alphen vertelde dit zeer aangrijpende verhaal op Omroep Brabant.
Na de oorlog werd Van Alphen ingedeeld bij de P.R.A. (de Politie Recherche Afdeling)
gesneuvelde politiemannen
Frans Linders (l) geboren te Venlo op 03-05-1918 en overleden te Eindhoven op 12-09-1944
Henk Streefkerk (r) (geboren te Naarden op 22-03-1919 en overleden te Eindhoven op 13-09-1944)
(zie ook de website van Jan de Waal)
Frans was als fotograaf werkzaam onder de heer Garnier bij de Technische Dienst van de Recherche Hoofdafdeling.
Hij zou (volgens het boek van hoofdinspecteur Matla) samen met "een zekere Streefkerk", op 12 september 1944,bij het benzinetankstation aan de Boschdijk twee Duitse militairen ontmoeten, wier wapens zij zouden overnemen en die zij vervolgens gelegenheid zouden geven onder te duiken.
Ik ontdekte in het boek over DE HISTORIE VAN DE PAN dat die "een zekere Streefkerk" Henk Streefkerk is geweest.
Die was lid van de P.A.N. (Partisanen Actie Nederland).
Op het afgesproken uur had de ontmoeting inderdaad plaats, maar ook de S.D. was daar aanwezig.
Onmiddellijk werd het vuur op Linders en Streefkerk geopend.Linders was op slag dood. STREEFKERK zag, hoewel getroffen, nog kans te ontvluchten, doch is de volgende dag in het ziekenhuis aan de opgelopen schotwonden overleden.
Bij deze zaak zijn zeer waarschijnlijk betrokken geweest:Frohnappel en Haasz van de S.D.en Kooman van de Staatspolitie Eindhoven (R)
Zijn graf bevindt zich op de gem.begraafplaats in Venlo. (zie oorlogsgravenstichting)
Naar dit voorval is uitgebreid onderzoek gedaan door Luitenant-Kolonel b.d. Henk Westland.
Hij heeft daarover in 2015 gepubliceerd in het blad Marechausseecontact.
Klik hier voor het betreffende artikel op pagina 12 van die publicatie
Gerrit den Braber
Gerrit den Braber werd op 17 September 1944 dood gevonden op een perceel bij de Kaakstraat in Woensel.
Hij was toen gekleed in de uniform van de P(artisanen) A(ctie) N(ederland).
In de zgn. verzetsheldenbuurt in Acht is er een straat naar hem vernoemd.
Het graf van Gerrit den Braber op de erebegraafplaats in Loenen werd bezocht door zijn moeder en zus.
Tweede van links is hoofdcommissaris B. van der Werf.
De vierde politieman met helm,waarvan het gezicht zichtbaar is, is Willem Wolfs.
De 3e van rechts is vermoedelijk Herman Maas.
Hieronder het laatste rapport dat door Gerrit den Braber een dag voordat hij sneuvelde voor het verzet werd gemaakt nadat zijn collega en vriend Frans Linders was doodgeschoten.
overlijdensakte van Gerrit Den Braber
Overlijdensakte Streefkerk
W.C. Böhler-Gerrit Hendrik Houtsager
Op 17 september 1943 werden de wachtmeesters Gerrit Hendrik Houtsager, W.C. Böhler en George Deelman geschorst wegens het ontvreemden van een aantal "Ausweise", uit het Arbeidsbureau alhier. De beide eerstgenoemden hebben door deze affaire hun leven verloren nadat zij eerst door de S.D. waren gearresteerd en naar Haaren waren overgebracht. (bron: Het boek van Hip. Matla "25 jaar Lief en Leed van de Eindhovensepolitie" uit 1945)
Bovenstaande tekst uit het boek van Matla kan nu, mei 2015, worden uitgebreid met nieuwe informatie.
Een familielid van Houtsager (René Houtzager) ontdekte dit bij een stamboomonderzoek. Alle onderstaande informatie is via hem verkregen.
Tijdens de oorlog was de hele familie van Wilhelm Christiaan Böhler (l) betrokken bij het verzet.
Wilhelm was agent van politie te Eindhoven. Hij was naar Eindhoven vertrokken zonder dat zijn familie wist wat hij daar ging doen.
Het contact met zijn familie bleef verbroken tot op het moment dat hij naar Kamp Vught wordt overgebracht., Van daaruit schrijft hij brieven naar huis.
Op 23 augustus 1944 wordt hij op de fusilladeplaats nabij Kamp Vught terechtgesteld.
Ook zijn vader wordt enkele maanden later (26 oktober) bij de St.Bavokerk in Haarlem gefusilleerd als represaille op de moord van NSB-er Fake Krist. Het is niet bekend of de vader toen wist dat zijn zoon al was gefusilleerd.(bron: Kamp Vught)
Böhler wordt ook vermeld op het monument voor omgekomen Eindhovenaren (verzetsmensen) op het Stadhuisplein te Eindhoven.Aantekening uit het schrift van Gerard van den Boom. Zie verdere bijzonderheden hieronder.
In 2021 kreeg ik weer onverwacht informatie over Böhler. De kinderen van Gerrit Bruin stelden foto's van hun in 2018 overleden vader te beschikking voor deze website.
Het bleek dat Böhler samen met Bruin in Schalkaar was opgeleid in het door de Duitsers ingestelde Politie Opleidings Battaljon.
Op enkele van die foto's kwam Böhler voor.
5: W.C. Böhler
Bovenste rij, 3e van links is W.C. Böhler
Uiterst rechts W.C. Böhler
Gerrit Hendrik Houtsager
Het blijkt dat deze drie, waarvan Houtsager en Böhler destijds op de Maria Stuartstraat 12 te Eindhoven woonden, door de Duitsers waren gearresteerd omdat zij persoonsbewijzen en stempels hadden ontvreemd uit het Arbeidsbureau te Eindhoven.
Tot lang na de oorlog was het onbekend wat er met Houtsager gebeurd was en kwam hij voor op de lijst van oorlogsvermisten. Pas op 6 december 1951 is hij ingeschreven in de overlijdensregisters van de gemeente Eindhoven toen was gebleken dat hij op 25-jarige leeftijd op 31 mei 1945 in Bergen-Belsen is overleden. Hij komt ook voor op het monument op het stadhuisplein waar alle namen op zijn vermeld van Eindhovenaren die door de oorlog zijn omgekomen.
In januari 1945 moest Gerard van den Boom (administratie GP Ehv)) op last van het Militaire Gezag een inventarisatie maken van het korps Eindhoven. Hij heeft toen in een schoolschrift alle korpsleden van hoog tot laag gerubriceerd en achter hun namen vermeld wie er fout waren, hun rang, waar ze waren ingedeeld, wie er geschorst waren, wie er met (ongeoorloofd) verlof waren, wie er tijdens de oorlog waren omgekomen etc.In dat schriftje vond ik de naam Houtsager met een aantekening (boven) waaruit blijkt dat men toen niet wist wat er met hem was gebeurd. Achter zijn naam stond een vraagteken en de opmerking dat hij was gefusilleerd in Kamp Vught. Nu blijkt dus dat dit niet het geval was maar dat hij vermoedelijk in Bergen-Belsen is omgekomen. Dit werd dus pas bekend in 1951. Het boek van Matla is van 1945.
De ouders van G.H. Houtsager hebben kort na de oorlog via advertenties in kranten proberen te achterhalen waar hun zoon was. Een ooggetuige heeft toen contact opgenomen en verklaard G.H. Houtsager te hebben ontmoet/gezien in een treinwagon op transport naar Bergen-Belsen. G.H. Houtsager zou reeds zeer verzwakt zijn. Daarna lopen de verhalen uiteen: of hij is daadwerkelijk in Bergen-Belsen gestorven of hij is na de bevrijding van het kamp op de terugweg naar Nederland alsnog overleden. De foto van hem (boven) is in oktober 2015 aan mij beschikbaar gesteld door de neven van Houtsager waarvoor bijzondere dank.
Hieronder de overlijdensakte van Houtsager.
zie website : https://eindhoven4044.nl/
Op deze site staat een zeer uitgebreid artikel over de Eindhovense politie in oorlogstijd door Jan de Waal
(met dank aan Jan voor de ontstane leuke contacten en de info die ik ontving)
TOP