De bombardementen.
Gerrit Bruin(l) en Gerard van den Boom
Op zondag 6 december 1942 vond het grote bombardement op de Philipsfabrieken plaats, zie het uitgebreide verslag "Target Philips Eindhoven" van dhr.Zwaaf te Malden.
Gerrit Bruin en ik hadden de voorafgaande nacht nachtdienst gehad en dus 's morgens geslapen.
Rond het middaguur, we zaten juist aan het middagmaal, hoorden en zagen we enkele vliegtuigen rakelings over het huis vliegen. Daar er ook bomontploffingen te horen waren, wisten we wel wat er aan de hand was. Er werd geen luchtalarm gegeven.
Bij luchtalarm was het voorschrift dat we met helm en gasmasker onmiddellijk naar het bureau gingen.
Dat hebben we toen ook maar gedaan.
Onder de poort van het bureau stond de inspecteur Bouwmans, een beschermeling van Hoofdcommissaris Dijs, te huilen. Hij was totaal de kluts kwijt en deed dus niets. Ieder deed dus maar wat hem het beste voor kwam. Ik ging te voet de binnenstad in, kwam in de buurt van de Woenselse overweg.
Brand café de Bonte Os en Demer
Er stond een trein op het emplacement, die juist uit het station was vertrokken. De reizigers die zich daarin hadden bevonden, waren er uit gevlucht, voor een deel in het café "De Bonte Os", hoek Parallelweg/Demer. (zie pijl boven) Dit café was in brand geraakt en stond bij mijn aankomst in lichterlaaie.
De luchtbeschermingsbrandweer probeerde een aansluiting te vinden om de slangen op aan te koppelen, maar kon vanwege het puin dat op straat lag het deksel niet vinden. Door de hevige hitte van het brandende café durfden ze ook niet verder de Demer in te gaan.
Ik zette mijn helm met de voorzijde op mijn neus zodat mijn gezicht zoveel mogelijk beschermd was en ik toch nog wat kon zien, pakte een schop met lange steel van een luchtbeschermer en woelde net zo lang in het puin tot ik de deksel van de put had gevonden.
Snel een standpijp er in gezet en een slang aangesloten. Er kwam echter nauwelijks een straaltje water uit. De waterleiding was blijkbaar ook buiten bedrijf geraakt. Er stond geen druk op, in ieder geval daar niet. De moeite was dus tevergeefs geweest.
De mensen in het café waren trouwens toch niet meer te redden geweest, dat was aan de lucht van brandend vlees wel te merken. Ik ben daarna de Demer verder op gelopen om te kijken of er nog iets te doen viel. Daar er aan het Vrijstraateinde van de Demer ook brand was, ben ik via het Annahofje naar de Parallelweg gelopen. Juist op het moment dat ik op de Parallelweg aankwam, ontplofte er in het Annahofje een zware blindganger. Ik was er net op tijd voorbij.
Het is niet juist dat de Demer "platgebombardeerd" is. De Demer is platgebrand doordat aan beide einden door het bombardement branden waren ontstaan, die naar elkaar toe zijn gekropen omdat er geen bluswater was.
Het pand waar "Tramhalt" op staat is Café Den Bonten Os. Boven de toegangsdeur staat een afbeelding van de os.
Op de achtergrond Café "De Tramhalte" dat voor de Philipstoren stond aan de Emmasingel. (onder)
Links loopt de Emmasingel. Rechts de huidige Mathildelaan die toen nog Spoorstraat heette.
Aan de linker zijde van het café liep de tramlijn naar Reusel en aan de rechter kant naar St. Oedenrode.
Omdat er geen stationnetje was is er café de Tramhalte gekomen.
Een benauwd bioscoopavondje.
Het tweede bombardement vond plaats op 30 maart 1943.
Ik bevond mij met Zuidema en zijn meisje in het Citytheater aan de Boschdijk, dus vlakbij de Philipsfabrieken.
We hoorden de vliegtuigen overkomen en de bommen inslaan. De in de bioscoop aanwezige bezoekers begaven zich naar de nooduitgangen die in een gang naast het theater uitkwamen. Aan het einde van deze gang, dus achter het theater, was een binnenplaats waar onze fietsen stonden.
Wij begaven ons echter naar de straatzijde en zagen nog meer vliegtuigen aan komen die hun bommen reeds losten. We zagen de sigaarvormige voorwerpen onder de vliegtuigen onze kant op zweven, gelukkig nog op enkele tientallen meters hoogte.
We liepen wat we lopen konden, de Boschdijk op in de richting waar de vliegtuigen vandaan kwamen, dus als het ware onder de bommen uit.
De straat lag al vol glasscherven wat nogal eens een schuiver opleverde bij het hard lopen. Toen we later onze fietsen wilden ophalen bleken deze onder een "berg zand en de ingestorte fietsenstalling te zitten. Eén van de bommen was juist achter het theater gevallen.
Tijdens luchtalarm, als er niet werd gebombardeerd, maar wel Engelse en Amerikaanse luchtvloten over trokken richting Duitsland en deze werden aangevallen door Duitse jagers en beschoten vanaf de grond door Duitse luchtdoelartillerie, was het onze taak hoofdzakelijk, de mensen van de straat te houden.
Men stond graag naar de luchtgevechten te kijken en had er geen erg in dat alles wat de lucht in wordt geschoten, ook door de wet van de zwaartekracht weer naar beneden komt in de vorm van vaak zeer scherpe scherven.
De granaten die niets raken in de lucht, hebben een ingebouwd mechanisme dat ze toch tot ontploffing brengt na verloop van tijd. Dit waren de zwarte wolkjes die we in de lucht zagen rond de overvliegende vliegtuigen.
Een zeemijn op de Mauritsstraat?
Tijdens de kermis, ik meen in 1943, viel in de Mauritsstraat, één bom. Het was een prachtige maanheldere stille zomernacht. Geen geallieerde vliegtuigen in de lucht, geen luchtalarm dus.
We hadden nachtdienst en werden opgeschrikt door een hevige knal.
We vernamen dat in de Mauritsstraat een ontploffing was geweest. We grepen de fietsen en spoedden ons derwaarts.
In de Mauritsstraat aangekomen zagen we een grote stofwolk, waaruit een luid gekerm opsteeg.
Er bleken drie huizen te zijn getroffen, totaal ingestort, het puin lag tot aan de overzijde van de straat. Door de stof -en kalkwolk was bijna niets te zien.
Op het geluid afgaande klauterden we de stofwolk in. We zijn er gelukkig in geslaagd verschillende mensen uit het puin te halen. Een meisje bleek onder een ondersteboven over haar heen gevallen badkuip te liggen.
Het is haast niet te omschrijven wat voor toestanden je dan meemaakt.
Wim de Groot was op het geluid van gekerm gaan graven in het puin, ik pakte de stenen van hem aan en gooide die richting straat.
Op het laatst hing hij voorover in het door hem gemaakte gat en stuitte hij op een lichaam, dat dubbel gevouwen over een balk hing, dus voeten en handen naar beneden hangend.
Het was een naakt meisje. Ze kon zich niet verroeren omdat er een stuk metselwerk tegen haar bovenbenen stond, dat haar tegen de balk drukte. Met vereende krachten hebben we dat opzij kunnen duwen waardoor ze vrij kwam. We hebben haar aan verplegenden overgedragen, ze was in een shock-toestand. Daarna gingen we verder zoeken.
Op een gegeven moment zagen we op de zolderverdieping van het naastliggende pand, dat nog grotendeels overeind stond, een deur open gaan en iemand naar buiten komen. Er was daar buiten echter nog maar een klein stukje vloer. Hij stond even verdwaasd te kijken en ging toen maar weer terug door zijn kamerdeur.
Toen we konden inrukken stonden we nog even met wat buurtbewoners na te praten. Ik merkte dat ik één koud been had. Mijn rijbroek bleek van boven tot onder te zijn gescheurd tijdens het graven. Het heeft ook nog heel wat borstelwerk gekost om het zwarte uniform weer wat toonbaar te krijgen.
Later bleek dat de bom, mogelijk een zeemijn, door een Duits vliegtuig was gedropt, waarschijnlijk omdat het niet voldoende hoogte kon krijgen na van het vliegveld Welschap te zijn opgestegen.
De overwegwachter aan het Lodewijk Napoleonplein had het vliegtuig zo laag over zien komen dat hij een hakenkruis op de romp kon zien.
De plaats waar de bom was gevallen is nog duidelijk herkenbaar Naast de voormalige dansschool van Gerard Need staan een paar huizen in een andere bouwstijl dan de rest van de rij.
Het laatste bombardement, dat van 19 september 1944 door de Duitsers op het zojuist bevrijde Eindhoven, viel in onze wittebroodsweken.
Daar we na aankomst in Eindhoven in '42 onze schoolopleiding en vroegere werkzaamheden moesten opgeven, zat ik na enkele maanden al weer op de administratie, weliswaar als agent in uniform, doch achter de schrijfmachine.
Hoofd van de administratie was dhr. Aarts, verder zaten er dhr. W. v. d. Heuvel en dhr. F. de Poorter. De laatste was in het bezit van een inspecteursdiploma.
De gang van zaken was destijds als volgt: wie politie-inspecteur wilde worden, ging schriftelijk voor het diploma studeren. Als hij dat had kon hij, als er plaats was, op een politieadministratie worden geplaatst tegen een zakcentje, om verder in de politiewereld thuis te raken. Als er een inspecteursplaats vrij kwam, kon hij daar naar solliciteren.
Ook dhr. Spijkerman behoorde als comptabele, de man van de centen, tot de politieadministratie (hij is bij het bombardement van 19-9-44 omgekomen toen een voltreffer de schuilkelder aan de Biesterweg raakte).