Er zijn natuurlijk talloze verhalen over de politiedienst te vertellen. Die verschillen over het algemeen niet veel van de politiedienst in vredestijd.
Ik zal er een paar in willekeurige volgorde vertellen.
Het bruiloftsfeest
Op een nacht ergens in 1943, belde de Luchtbeschermingsdienst, die in het Katholiek Leven op de Wal was gevestigd, naar het bureau met de mededeling dat er werd gevochten op het Begijnhof. Het was spertijd, dus er zou eigenlijk niemand op straat mogen zijn.Tussen haakjes zij vermeld, dat het Begijnhof de straat was, waar de Eindhovense hoertjes waren gevestigd. Deze straat was voor de Duitse Weermacht verboden gebied, zoals bleek uit bordjes aan beide einden van de straat, dus aan Stratumseind en aan de Wal. Wim de Groot en ik werden er op af gestuurd. We troffen een man met hevig bloedend hoofd op straat aan. Hij verklaarde niet te zijn uitgenodigd op de bruiloft van de bekendste snol uit die tijd, G.d.L. (Gijsje de Lange), zijn vrouw was echter wel uitgenodigd, hetgeen hem zodanig verdroot, dat hij bij het feesthuis ging protesteren. Dit leidde tot een vechtpartij waarbij hij met een afgebroken bierfles een haal over zijn hoofd had gehad. Ook waren bij hem alle ruiten ingegooid. Het huisje van de bruid was één van de merkwaardige, scheef aan de straat staande huisjes. De benedenverdieping, die uit 1 kamer bestond, waar je met de deur in huis viel, was geheel uitgeruimd, er stonden alleen klapstoeltjes en tafels op schragen. De meeste bezoekers waren spoorloos verdwenen, maar wel aanwezig geweest gezien het aantal bierglazen en flessen. De bruidegom stond ons in hemd (geen overhemd) en broek in zijn fors gebouwde getatoeëerde tors te woord. Ik heb de gewonde te voet (ambulances waren er toen niet) naar het Binnenziekenhuis gebracht waar een arts hem op een geëmailleerde behandeltafel legde, het hoofd even over de rand, een emmer er onder om het druipende bloed op te vangen. De schedelhuid was van voor tot achter open gereten door de bierfles. De arts nam op zijn knieën op de tafel over de patiënt heen plaats met een grote rol verband. Dit legde hij om het hoofd van de patiënt, elke slag wat hoger, stevig aantrekkend. Ik zag de wond smaller worden.
Uiteindelijk had hij een pracht van een tulband op, waarna we te voet naar het bureau gingen. Daar had het hele gezelschap reeds plaats genomen op de banken bij de recherchekamer, daarheen gebracht door Wim. Er werd echter geen aangifte gedaan, wel handen geschud, waarna het gezelschap, inclusief bruidspaar en gewonde, overging tot orde van de inmiddels aanbrekende dag.
Politielegitimatiebewijs uit 1942
Politielegitimatiebewijs uit 1944, getekend door de politiepresident N.J. van Leeuwen
Het eerste naoorlogse politielegitimatiebewijs. Bij dit bewijs hoorde een armband zoals hieronder afgebeeld. Zowel in de armband als op het legitimatiebewijs was hetzelfde nummer gestempeld. De onderstaande armband is van Piet Soethout geweest zodat het nummer dus niet overeenkomt met het hierboven afgebeeld legitimatiebewijs.
Schieten op een auto
Een ander voorval waar ik deel aan had en dat de krant haalde, was het hiernaast vermelde. De C.C.D., een Nederlandse instantie die belast was met het tegengaan van zwarte handel, wilde in Best een "luxe auto (personenauto's werden toen nog luxe auto genoemd) aanhouden om die op zwarte handel te controleren. De wagen was echter doorgereden, geen gevolg gegeven aan het stopteken, richting Eindhoven.
Zij belden het bureau in Eindhoven en de wachtcommandant stuurde een paar mannetjes naar diverse overwegen. Dat moest altijd lukken want overwegen. Dat moest altijd lukken want tunnels waren er nog niet. De Vries en ik werden naar de "grote overweg" Fellenoord-Emmasingel gestuurd. Het was nacht en spertijd, dus geen sterveling te bekennen, tot er een personenwagen vanuit Woensel de overweg naderde. Wij stonden op de hoek van de Demer en ik gaf hem met mijn zaklamp met rood licht een stopteken. Ook nu reed de wagen door richting Emmasingel.
Ik trok mijn revolver en schoot laag over de weg, richting banden. De kogel bleek onder de auto door de niet al te beste rechter voorband te hebben geraakt. Een daverende knal volgde, luid weerkaatst door de hoge gebouwen ter plaatse. De Philipsportiers bij poort C bij de lichttoren doken van schrik achter de muur. In de auto bleken twee licht aangeschoten feestvierders te zitten die ergens in de provincie naar een fuifje waren geweest. We hebben gezamenlijk een reservewiel gemonteerd en de lieden naar het bureau gebracht, waar we ze bij einde spertijd snel naar huis hebben gestuurd. De initialen staan er wel bij maar ik weet niet meer wie het waren. Ik meen een paar Eindhovense winkeliers. Je vroeg in die tijd maar niet te veel, dan hoefde je ook niets te verantwoorden. Er werd in ieder geval geen proces-verbaal opgemaakt.
Zo zijn er natuurlijk een paar uitschietertjes te vermelden, maar de dagelijkse sleur was zeer eentonig. "Keien tellen" noemden we de surveillance te voet in de "binnenstad". Heel Eindhoven was destijds nl. met keien geplaveid behalve de Emmasingel en de Hertogstraat, die geasfalteerd waren. Het verhaal wil dat dit een gevolg was van het inkoopbeleid van de gemeente. Een functionaris, onder wiens departement de bestratingen vielen, was naar Noorwegen getogen om straatkeien in te kopen (natuursteen). Daar had men hem op een feestje getrakteerd en 'zat' gevoerd. In die toestand tekende hij een contract zonder te weten wat hij tekende, maar dat leverde wel miljoenen keien op. Vandaar onze slijtvaste bestratingen in die tijd (die bij de bevrijding echter niet tegen de eindeloze colonnes tanks waren bestand en werden verpulverd).
De weelderige woning van de inkoper aan de Aalsterweg is de geschiedenis ingegaan als de Keienburcht. (Juist voorbij viaduct Poot van Metz aan linkerkant)
Buiten de binnenstad werd uitsluitend per fiets gesurveilleerd.
Het dienstrooster
Bekijken we b,v. het dienstrooster van 30-12-42, het enige in mijn bezit, dat ik als curiositeit bewaarde.
Als inspecteur van dienst fungeerde de hoofdagent Werkhoven. Als hoofdagent Stevenaar, maar die was ziek.
Daarom deden de agenten 1e klasse v.Lingen (l) en Zeelen(r) dienst als hoofdagent.
DV was een uur surveillance te voet op de Demer en in de Vrijstraat.
W was een wachtuur, door te brengen in de agentenwacht, eventueel beschikbaar om uit te rukken, wat zelden gebeurde.
BO hield in twee uur dienst doen aan de "grote overweg", ook wel Woenselse overweg genaamd, om daar verkeer te regelen. Deze overweg was dicht bij het station gelegen en dus meer dicht dan open omdat de treinen altijd langzaam reden(zojuist vertrokken of langzaam het station naderend). Deze overweg lag recht voor de Demer op de plaats waar nu de oversteek voor voetgangers naar Piazza en Bijenkorf ligt.
Daar stond tussen de spoorbomen aan de stadszijde de z.g.peperbus (een verhoogde standplaats voor een verkeersregelaar) die met knoppen de verkeerslichten op de Parallelweg 2 zijden, de Demer, de Emmasingel en de Fellenoord kon bedienen. Je stond eigenlijk in een glazen kastje, ’s winters heel koud, 's zomers zeer warm.
E = Emmasingel. Deze wijk kwam die dag blijkbaar niet aan de beurt. Ik weet ook niet meer wat die inhield.
L = loslijn. Dit hield in bewaking van het stationsemplacement en wel speciaal de loslijn waar goederen geladen en gelost werden, 's Nachts werden hier nogal eens kolen gelost door onbevoegden, maar dit werd zelden door de surveillanten opgemerkt daar die dan in het hoge seinhuis aan de Fuutlaan zaten.
M = Stationsplein, waar hoofdzakelijk de weg werd gewezen aan vreemdelingen.
Cent. = surveillance in het gehele centrum.
Cin. hield in toezicht bij een bioscoop waar het publiek vaak in een drom voor de deur stond en zodoende de rijweg versperde.
De middagdienst, waarop dit dienstrooster betrekking heeft bestond uit 9 agenten. Die moesten heel Eindhoven behalve Woensel besurveilleren.
In Woensel was een aparte post op de Kloosterdreef (boven) aangebouwd aan het huis van dr.Jansen tegenover de kerk, nu naast de ingang van Volksbelang.
De genummerde wijken waren rijwielwijken, b.v. wijk Gestel, wijk Stratum, wijk Tongelre. Je werd dan verondersteld 2 uur in zo'n wijk rond te fietsen, wat gewoonlijk een dodelijk saaie bedoening was. Op bepaalde tijdstippen moest je op een bepaald punt zijn, halfuurspunt, uurs punt enz. Daar werd je eventueel gecontroleerd op aanwezigheid door de hoofdagent. In de praktijk kwam dit zelden voor.
Een belangrijke taak was de bewaking van de volkstuintjes tegen diefstal. Ook de korenvelden langs de Dommel, waar nu de plantsoenen liggen b.v. bij de Aug.Sniederslaan, hadden speciale aandacht omdat daar spelende kinderen nogal eens de kostbare oogst vernielden.
's Nachts, in de spertijd, zag je zelden een sterveling, afgezien van af en toe een Duitse soldaat die op weg was waarschijnlijk van zijn meisje naar de kazerne. Je had vaak afspraken met kennissen die naar een feestje gingen en in de spertijd naar huis wilden. We haalden ze dan op en brachten
ze z.g. naar het bureau, in werkelijkheid naar hun woning. Verzoeken hiertoe kwamen ook vaak bij de hoofdagenten binnen per telefoon. Zij stuurden er dan een eenpersoons patrouille heen om de zaak af te werken. Als je al eens een patrouille van de Feldgendarmerie tegenkwam was je altijd naar het bureau “om ze in te sluiten.” Grüne Polizei was er alleen maar bij speciale gelegenheden zoals bombardementen.
Een lid van de destijds bekende band de Ramblers trof ik eens ’s nachts aan in de Vrijstraat. Hij liet me een briefje zien als bewijs dat hij tijdens spertijd op straat mocht zijn. Het was echter een soort ontvangstbewijs dat zijn fiets gevorderd was. Hij had er geen erg in gehad dat er ook agenten waren die Duits spraken. Ik heb hem snel naar het Silveren Seepaerd gebracht waar het muziekgezelschap logeerde. Bij controle door de Duitsers was hij er waarschijnlijk niet zo vanaf gekomen.
Nu nog even het dienstrooster: De Boer, Dappers en Bogers waren vooroorlogse burgerwachters. Die hadden waarschijnlijk in de mobilisatietijd hulppolitiediensten gedaan en waren blijven hangen. De Boer deed altijd dienst als portier onder de poort van het hoofdbureau. Dappers verzorgde de arrestanten en Bogers zorgde voor de koffie in de kantine, een hokje achter het hoofdbureau naast het sectielokaal, vergelijkbaar met een garage van een huidige eengezinswoning. Als hij vrij was en er geen vervanger beschikbaar was hebben we wel eens een vrouwelijke S.D.arrestante zijn dienst laten ‘waarnemen’. Die hoefden die dag dan niet in de cel te zitten.
Na een bombardement op de Mauritsmijn te Geleen werd er een bus vol Eindhovense agenten naar Limburg gestuurd om de plaatselijke politie te assisteren. De reis duurde een halve dag want die ging nog door Geldrop, Heeze, Leende, Maarheeze, Weert enz. (In Stratum hield de wereld op bij de Floralaan, die onmiddellijk grensde aan de Leenderhei.) Wel was er een fietspad naar Leende. Er waren natuurlijk, evenals bij de bombardementen te Eindhoven, veel bommen naast het doel gevallen. Wat we daar aantroffen is onbeschrijfelijk maar zal nooit meer uit mijn geheugen worden gewist.
Er werden ook wel eens min of meer overbodige diensten gedaan. Zo heb ik eens een hele dag voor de Waagstraat (verbindingsweggetje tussen Wal en Paradijslaan naast toenmalige gebouw Katholiek Leven) gestaan om die straat voor verkeer af te sluiten omdat er een brandbom in de tuin voor Katholiek Leven zou liggen. Toen uiteindelijk deskundigen de bom uitgroeven, bleek het een glazen autoasbakje te zijn dat met een punt boven de grond uit stak. Gelukkig kwamen de bewoners van het tegenoverliggende pand: die boven garage v.d.Meulen woonden, me af en toe een kop koffie brengen.