HANGJONGEREN. VAN ALLE TIJDEN.
In het korpsblad De Grote Berg dd. Juni 1953 stond het navolgende artikel met als titel: maatschappelijk verwilderde jeugd.
Ik heb het artikel integraal overgenomen om niets aan de inhoud daarvan af te doen.
De maatschappelijk verwilderde jeugd, de massajeugd, is een vraagstuk van de eerste orde geworden. Men worstelt met dit probleem en daar zit veel goeds in.
Het vraagstuk van de maatschappelijk verwilderde jeugd is verontrustend, omdat de samenleving zich paedagogisch verantwoordelijk stelt.
In de 16e eeuw bekeek men alleen wat strafbaar was, wat buiten de grenzen van het onmiddellijk strafbare lag, was zonder interesse en toch was er toen ook sprake van een massajeugd.
Wij geloven niet, dat in deze tijd van industrialisatie, waar de mens onpersoonlijker geworden is en het de moeilijkheid is, hoe de mens tot persoonlijke gestalte te brengen, wij alleen van massajeugd kunnen spreken.
Wij bepalen ons speciaal tot de jeugd, omdat dit nog de plastische fase is, waarop beïnvloeding gunstig kan geschieden.
Massajeugd is misschien niet zo zeer een maatschappelijke groep, dan wel het resultaat van een proces.
Negatieve elementen
De massajeugd heeft het vermogen niet om zelf gestalte te zijn; men leunt, hangt, slentert zonder doel.
Men leeft, men handelt, acteert naar wenstypen afgekeken in de film of sportwereld.
't Is alles confectie. Men loeit, brult, gilt, giert. Het is alles een holle leegte.
Er is geen stem meer van man tot man; men leutert.
Er is geen vastheid meer, overal ontbreekt het vormgevend principe.
De gebaren zijn zonder gratie, men wiebelt in booghy wooghy, rumba, samba.
De openspringende persoonlijke vreugd is onbekend geworden.
De blik van de massajeugd is vluchtig, doch monstert sensueel.
Geen wonder, want de fundamentele ongeïnteresseerdheid, doet een mensentype ontstaan, dat alleen nog maar leven kan van sensuele prikkels. Men luistert naar niets meer en kijkt naar niets meer met toegewijde zorg of onbaatzuchtige aandacht. Alles dient tot plezier, ontspanning of geldinbreng of. ... het dient nergens voor.
Te slap
Het is onjuist, de maatschappelijk verwilderde jeugd te vereenzelvigen met de prae-criminele jeugd.
Velen komen nooit met de strafrechter in aanraking, omdat ze zelfs daarvoor nog te slappe impulsen hebben, of de acute noodzaak daartoe missen, omdat hun lustgevoelens toch voldoende bevredigd worden (bioscoop, etalages kijken, achter meisjes aanzitten).
De jongere generatie voelt niet voldoende de verbondenheid met het bedrijf waarvoor ze werken. Door de toenemende nationalisering van de arbeid is de afstand tussen arbeider en baas vergroot en heeft de arbeid een massaal karakter gekregen.
De arbeid is niet meer voor hen de dagelijkse verrichting waarbij zij O.L.Heer bewijzen en tegelijkertijd de prestatie op grond waarvan een rechtvaardige beloning verkregen dient te worden.
Neen, alles wordt alléén op geld gewaardeerd. Beschaving is voor hen identiek met weelde.
Er is een genotsgulzigheid ontstaan, die haast niet meer te stuiten is.
In de vrijetijdsbesteding is de massajeugd amorf, doelloos, onpersoonlijk.
Kijk maar eens naar de pantoffelparade in de binnenstad 's zaterdags en 's zondags.
Sexualiteit
Het sexuele leven wordt in goed-burgerlijke kringen met schroom, in ieder geval met eerbied behandeld.
De benaderingswijze van de massajeugd is geheel anders. Het is voor deze groep een stukje alledaagse realiteit zonder meer.
De dagelijkse gesprekken op de fabrieken zijn vol dubbelzinnigheden. De getrouwde mannen en vrouwen, die met ongehuwden op één afdeling werken geven door de bank een slecht voorbeeld.
Het is een sexuele snoeverij onder elkaar geworden.
Het contact tussen de jongen en het meisje wordt op de straat gelegd.
De verhouding tussen de jongen en het meisje ligt ongeveer zó: "De jongen is niet meer zo stom, die koopt geen kat in de zak" en het meisje zegt: "Dat moet je wel toelaten, anders kun je wel een jongen krijgen, maar dan houd je hem niet".
Het huwelijk wordt niet veel boven zijn biologische componenten gezien. Het is ’n zakelijk iets geworden op basis van geslachtsgemeenschap, dat gebeuren moet.
"Het is datgene waar het toch altijd op uitdraaien moet".
Men heeft geen oog meer voor het feit, dat die mens meer is dan een natuurwezen.
Politiek
De gehele jeugd heeft weinig politieke belangstelling. Dit is -naar wij menen- onderzocht door C. D. Saai in zijn enquête: "Hoe leeft en denkt onze jeugd".
Volgens deze enquête heeft 63 % van de mannen en 83 % van de vrouwen geen politieke belangstelling.
T.a.v. de ongeschoolde jeugdige arbeiders heeft 81 % van de jongens en 100 % van de meisjes geen interesse voor politiek.
Typisch is de algemeen aanvaarde uitdrukking: "Politiek is nep, allemaal rotzooi".
Godsdienst
Ten aanzien van de godsdienst menen wij, dat de zaak zó staat, dat velen nog uit een soort traditie 's-zondags naar de kerk gaan, doch dat van een levensbeschouwing op Christus ingesteld nog maar weinig sprake is.
Er bestaat nog een vaag denkbeeld over 't geloofsleven, meer niet. De godsdienstige verenigingen hebben 'n groot deel van hun trekkracht op de ongeschoolden verloren.
De waardering van de jeugdigen voor de godsdienstlessen hangt voor 't grootste gedeelte af van de vraag, of ze al of niet goed van buiten kunnen leren.
De inhoud van de godsdienst valt buiten de beschouwing! Het contact met de geestelijkheid is te gering.
De priester wordt niet voldoende gezien als de gezaghebbende leider in de godsdienstige en de morele orde.
Rechtvaardigheidsgevoel
T.a.v. de rechtvaardigheid leven de navolgende begrippen:
-
Het is onrechtvaardig, dat de een honger lijdt en de ander rijkdom heeft.
-
De mensen met centen mogen alles. De arbeiders worden in het verdomhoekje geschopt.
-
Kinderen van arme lui worden op de school achtergesteld.
-
De ongeschoolde fabrieksjongens klagen, dat ze door de bazen in het bijzijn van anderen afgesnauwd worden.
-
Je krijgt toch geen gelijk, want een baas is een baas; een dubbeltje heeft 't nog nooit van een kwartje gewonnen.
Concrete practische egoïstische motieven leiden de ongeschoolde jongeren. Hoe langer hoe meer zoeken ze hun werkkring zelfstandig op. Ze geven een deel van hun loon af en eisen daarvoor vrijheid in hun vrijetijdsbesteding.
Welke maatregelen zijn nu te nemen tegen het geconstateerde euvel?
Kerk.
De godsdienst zal voor de mensen meer moeten gaan betekenen. Het rationalistisch denken heeft ertoe geleid om zoveel mogelijk regels op te stellen. Het lijkt ons toe, dat de mens onvoldoende geleerd wordt, de God van zijn hart te zoeken en te veel geleerd heeft categorische antwoorden op vaste vragen (catechismus) te geven. De grote doelstelling van het Christendom de liefde heeft geofferd aan doelstellingen van geringere orde. De kuisheid is belangrijk, maar minder belangrijk dan de liefde.Te veel is tot methode vervormd, tot voorschriften en reglementen, die te onpersoonlijk zijn en daardoor hun grote trekkracht verloren hebben.
De school
Het grootste gedeelte van de ongeschoolde arbeiders doubleerden één of zelfs meerdere malen op de lagere school. Het is toch duidelijk, dat het onderwijs niet afgestemd is op het intellect van deze kinderen en begrijpelijk is, dat na de lagere schoolworsteling alle interesse voor het geschrevene volkomen verloren is. Er moet meer differentie komen op de scholen op grond van de bestaande intellectuele begaafdheid.
De betekenis van het ouderlijk huis moet groter worden .
Het is logisch, dat de materiële omstandigheden zo moeten zijn, dat een minimumbasis aanwezig is, waarop een persoonlijk levensplan opgebouwd kan worden.
Het is zo belangrijk, dat thuis een tevreden vader het gezin leidt. Dat kan alleen als de man zoveel mogelijk verantwoordelijkheid t.o.v 't werk mag dragen, zijn gevoel van eigenwaarde behouden blijft.
De menselijke omgang van chef t.o.v. personeel kan daartoe veel bijdragen. Bij de keuze van de chefs in de bedrijven mag niet alleen gelet worden op technische kennis, maar ook op fatsoen, milieu, karaktervastheid.
Oprichting van buurthuizen, clubhuizen, instuifhuizen
waar niet té intellectuelen de jongens en meisjes knutselwerk, tekenen, schaken enz. leren tot genoegen.
Voorlichting tot juiste huwelijksbeleving, zowel aan verloofden als aan jonggehuwden.
De overheid moet subsidiëren voor goede sportverenigingen, speeltuinen, clubhuizen enz. toneel, concerten, film.
De bedrijven kunnen een enorme bijdrage leveren wanneer zij de positieve vorming en ontspanning steunen en de arbeiders leren hun vacantie en andere vrije tijd te besteden. (Lectuurverspreiding).
Zoals wij zeiden, al deze maatregelen bij elkaar moeten leiden tot mentaliteitsverbetering. Ze mogen nooit het karakter hebben van een recept.
Er werd lang na deze publicatie nog serieus omgegaan met het jeugdprobleem (althans wat met toen als probleem beschouwde)
In 1963 kregen de ouders van een te jeugdige bioscoopbezoekster een brief van de Kinderpolitie, ondertekend (jawel) door de hoofdcommissaris van der Werf, omdat hun 17 jarige dochter naar een film wilde waarvoor zij te jong was. In 2018 kreeg ik van haar die brief die zij tot dan had bewaard.