DE KINDERPOLITIE en ZEDENPOLITIE.
In de beginjaren behoorde de zedenpolitie, de kinderpolitie, de vreemdelingendienst en de technische dienst tot de Recherche Hoofdafdeling.
De Kinderpolitie werd in 1930 in overleg met de Officier van Justitie te 's-Hertogenbosch opgericht en werd belast met de behandeling van de kinder- en voogdij zaken.
Vanaf de oprichting tot 1944 waren bij deze dienst ingedeeld de agenten Wils en Buteijn. De Hoofdinspecteur Ten Haaf had tot 1942 de leiding.
vlnr: Pijls - Spoor - Rijntjes - Kok - Verstappen
In 1942 werd de inspecteur Pijls (boven links) belast met de leiding over Kinderen Zedenpolitie, terwijl toen deze dienst werd uitgebreid met o.m. boven vlnr: Spoor, Rijntjes, Kok en A. Verstappen.
Over de rechercheur Rijntjes vermelden de maandelijkse rapporten uit die tijd, dat hij op 9 juli 1942 op bevel van de Gevolmachtigde voor de Reorganisatie van de Nederlandse Politie met verlof gezonden werd wegens huwelijk met een vrouw van joodse bloede, terwijl hij op 9 oktober 1942 op bevel van de "Befehlshaber der Ordnungspolizei" zijn dienst weer hervatte.
In 1943 kwam juffrouw Jr. Wiersma bij de kinderpolitie te Eindhoven en was daarmede de éérste Eindhovense inspectrice.
Voordat het korps over een inspectrice beschikte was het ook wel eens nodig dat vrouwelijke arrestanten werden gefouilleerd.
Totdat in Eindhoven vrouwelijke politieagenten werden aangenomen (eind zeventiger jaren) werden vrouwelijke arrestanten gefouilleerd door de vrouwen die het bureau schoon hielden.
Die ´draaiden´ daarvoor zelfs piket. Ook telefonistes kregen die neventaak toebedeeld.
De afdeling Kinderpolitie werd in maart 1943 ingedeeld bij de Recherche Hoofdafdeling en verhuisde met deze in begin 1944 naar "Het Pannenhuis".
In een rapport van januari 1944 is vermeld dat bij voortduring controle werd gehouden op minderjarigen, die zich in de late avonduren in de café´s ophielden, terwijl in dat zelfde stuk wordt gerapporteerd, dat met het Binnenziekenhuis te Eindhoven een regeling tot stand kwam, waarbij werd toegezegd, dat daar steeds een twaalftal bedden ter beschikking zouden blijven voor opname van vrouwen die aan geslachtsziekte leden.
Dat een en ander inderdaad een probleem was blijkt uit het feit dat soms in één maand tijd meer dan dertig vrouwen werden opgenomen en behandeld.
Ook na de bevrijding is de adjudant Buteijn bij de Kinderpolitie gebleven.
Juffrouw Wiersma hield zich toen hoofdzakelijk bezig met de administratie.
Geleidelijk is de Kinderpolitie daarna weer opgebouwd.
In 1957 werd er opnieuw een inspectrice bij de Kinderpolitie aangesteld: Mevr. van de Donk (boven links) met als assistente Mevrouw Saes.(boven rechts)
VERHOOR VAN MINDERJARIGEN
In 1953 wordt er in het korpsblad het volgende artikel gewijd aan de problemen die er zijn bij het verhoor van minderjarigen bij zedendelicten.
Alles wat het kind aangedaan wordt als getuige is véél en véél schadelijker dan het gebeurde zelf, althans in de regel.
Er moet alles aan gedaan worden om schadelijke gevolgen te voorkomen en er zijn te weinig richtlijnen om hiermee (als verhorende politiefunctionaris) verantwoord mee om te gaan. Nu het feit eenmaal gepleegd is, kan het voor een kind juist een grote verlichting zijn om alles te mogen vertellen over dingen, die het soms maandenlang onderging ten opzichte waarvan het soms tot geheimhouding werd overgehaald of geprest.
Indien zulks een eerste verhoor tactvol geschiedt, niet onnodig op bijzonderheden wordt ingegaan, indien de zaak met de ouders wordt besproken en eventueel de noodzakelijk, geworden voorlichting gegeven, terwijl ook zo nodig de hulp van een medisch opvoedkundig bureau of een psychiater kan worden ingeschakeld, dan kan door de kinderpolitie zeer zegenrijk werk worden gedaan en kan de schade, die nu eenmaal is toegebracht tot wellicht geringe proporties worden teruggebracht.
De les die hieruit voor ons getrokken moet worden is deze: wanneer b.v. de geüniformeerde dienst kennis draagt van bepaalde seksuele misdragingen van minderjarigen, laat dan de betreffende politieman dit niet en evenmin summier zelf uitzoeken en de kinderen ondervragen, maar neemt direct contact op met de zich op deze zaken gespecialiseerd hebbende afdeling Kinderpolitie. De betreffende politieman kan dan, in samenwerking met genoemde afdeling, het gehele verdere onderzoek meedoen en meemaken. Het bezwaar: „Ik breng het zaakje alleen maar aan en wordt verder bedankt", is dan ook weggenomen.
Dit probleem speelt ook nu nog. Zedenzaken mogen alleen nog maar worden behandelt door daartoe gecertificeerde politiefunctionarissen. Er wordt met de meeste omzichtigheid omgegaan met minderjarige slachtoffers waarbij het belang van het slachtoffer boven het zaaksbelang gaat.
Persoonlijk heb ik altijd een diepe waardering gehad voor de collega’s die bij die afdeling werkten.
U kunt zich voorstellen welke enorme impact de confrontatie met de gevolgen van zedendelicten -zeker als het gaat om kinderen- heeft op de politiemensen (vaak zelf ouder van kleine kinderen) die dergelijke zaken moeten behandelen.
Zedenzaken werden door de afdeling kinder -en zedenpolitie behandeld. In de loop van de geschiedenis is er op het gebied van zedendelicten natuurlijk heel veel veranderd.
Diverse zaken die nu heel gewoon zijn waren enkele jaren geleden nog strafbaar en soms zelfs een misdrijf.
HET ZGN. 'HOMO-ARTIKEL'
Denk bijvoorbeeld aan hoe zich de voorbije 50 jaar het denken over homoseksualiteit heeft ontwikkeld en is veranderd.
In de jaren 60 was het voor de meeste homoseksuelen en lesbische vrouwen ondenkbaar om open te zijn over hun seksuele voorkeur, zelfs in de kring van familie en vrienden. Het was een onuitspreekbaar geheim.
Vanaf 1970 ontstaat er meer openheid. Homoseksualiteit wordt door justitie niet langer als een misdrijf gezien. De psychiatrie schrapt het als een ziekte en ook binnen de kerken komt een discussie op gang.
Tijdens mijn politieopleiding in 1965 bestond het in 1911 ingevoerde artikel 248 bis uit het wetboek van strafrecht nog.
"De meerderjarige, die met een minderjarige van hetzelfde geslacht, wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, ontucht pleegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar."
Het wetsartikel zal bekend worden als het 'homoartikel'. Duizenden homoseksuelen, vooral mannen, worden er door opgepakt. Tot in de jaren zestig proberen juristen en psychiaters om de homoseksuele medemens door middel van gevangenisstraf of dwangtherapie te 'genezen'.
Zelfs castraties worden daarbij niet geschuwd. Een nachtmerrie waaraan pas in 1971 met de afschaffing van artikel 248bis een einde komt.
In totaal zijn ongeveer vijfduizend homoseksuelen in Nederland vervolgd op basis van dit wetsartikel.
PORNOGRAFIE
Zo is pornografie ook een voorbeeld dat in de voorbije 50 jaar een enorme verandering heeft ondergaan.
Onder pornografie verstond men alle voorwerpen en afbeeldingen die aanstotelijk waren in de zin van artikel 240 Strafrecht.
"Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat een afbeelding of voorwerp aanstotelijk voor de eerbaarheid is en die afbeelding of dat voorwerp:
1°. op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, openlijk tentoonstelt of aanbiedt;
2°. aan iemand, anders dan op diens verzoek, toezendt.
In de vijftiger jaren schreef met in het korpsblad dat pornografische lectuur in Nederland niet zoveel voorkwam, áls het al werd aangetroffen. Met die lectuur werd bedoeld lectuur die voor de eerbaarheid aanstotelijk was. Er was echter een verschil met de zgn. Prikkellectuur. De pornografische boekjes kwamen met name uit het buitenland. Bij invoer werd er tegen opgetreden omdat invoer verboden was. Omdat de douanier dan vervolgens een onderscheid moest maken tussen pornografie en prikkellectuur kwam het wel eens voor dat er een "fout" boekje tussendoor glipte. Er werd toen nooit geconstateerd dat dit op grote schaal gebeurde omdat dergelijke boekjes vaak via de officiële weg (handelsverdragen) over de grens kwamen.
Men achtte toen veel gevaarlijker (citaat) "de klandestiene invoer van geschriften door deftig uitziende mijnheren met een dure aktetas, die dan getypte en gecyclostileerde rommel bevat. Deze vuiligheid wordt voor veel geld verkocht en meestal door de nieuwe eigenaar verhuurd of dóórverkocht."
Verder was het heel moeilijk op te treden als er een beroep werd gedaan op het feit dat iets kunst of cultuur was. Daarvoor was zelfs in Nederland een commissie in het leven geroepen die dat (op verzoek van politiekorpsen) kon vaststellen: De centrale ter bestrijding van de handel in vrouwen en van de handel in ontuchtige uitgaven.
Ook maakte men onderscheid in lectuur die geschikt was om de zinnelijkheid van de jeugd te prikkelen.
Dat was lectuur die voor volwassenen toegestaan was maar die uit de handen van jongeren onder de 18 moest blijven.
Het was dan ook een van de taken van het bureau Zedenpolitie om in bibliotheken te gaan controleren of er dergelijke lectuur werd aangeboden of openlijk ten toon gesteld was.
Daarbij werd met name gelet op de plaatsen waar de zgn. "realistische romans" lagen. Het was ongewenst dat minderjarigen zich op die plaats ophielden en kennis konden nemen van titels of delen van de tekst.
Er is veel veranderd.
HANGJONGEREN. VAN ALLE TIJDEN.
In het korpsblad De Grote Berg dd. Juni 1953 stond het navolgende artikel met als titel: maatschappelijk verwilderde jeugd.
Ik heb het artikel integraal overgenomen om niets aan de inhoud daarvan af te doen.
De maatschappelijk verwilderde jeugd, de massajeugd, is een vraagstuk van de eerste orde geworden. Men worstelt met dit probleem en daar zit veel goeds in.
Het vraagstuk van de maatschappelijk verwilderde jeugd is verontrustend, omdat de samenleving zich paedagogisch verantwoordelijk stelt.
In de 16e eeuw bekeek men alleen wat strafbaar was, wat buiten de grenzen van het onmiddellijk strafbare lag, was zonder interesse en toch was er toen ook sprake van een massajeugd.
Wij geloven niet, dat in deze tijd van industrialisatie, waar de mens onpersoonlijker geworden is en het de moeilijkheid is, hoe de mens tot persoonlijke gestalte te brengen, wij alleen van massajeugd kunnen spreken.
Wij bepalen ons speciaal tot de jeugd, omdat dit nog de plastische fase is, waarop beïnvloeding gunstig kan geschieden.
Massajeugd is misschien niet zo zeer een maatschappelijke groep, dan wel het resultaat van een proces.
Negatieve elementen
De massajeugd heeft het vermogen niet om zelf gestalte te zijn; men leunt, hangt, slentert zonder doel.
Men leeft, men handelt, acteert naar wenstypen afgekeken in de film of sportwereld.
't Is alles confectie. Men loeit, brult, gilt, giert. Het is alles een holle leegte.
Er is geen stem meer van man tot man; men leutert.
Er is geen vastheid meer, overal ontbreekt het vormgevend principe.
De gebaren zijn zonder gratie, men wiebelt in booghy wooghy, rumba, samba.
De openspringende persoonlijke vreugd is onbekend geworden.
De blik van de massajeugd is vluchtig, doch monstert sensueel.
Geen wonder, want de fundamentele ongeïnteresseerdheid, doet een mensentype ontstaan, dat alleen nog maar leven kan van sensuele prikkels. Men luistert naar niets meer en kijkt naar niets meer met toegewijde zorg of onbaatzuchtige aandacht. Alles dient tot plezier, ontspanning of geldinbreng of. ... het dient nergens voor.
Te slap
Het is onjuist, de maatschappelijk verwilderde jeugd te vereenzelvigen met de prae-criminele jeugd.
Velen komen nooit met de strafrechter in aanraking, omdat ze zelfs daarvoor nog te slappe impulsen hebben, of de acute noodzaak daartoe missen, omdat hun lustgevoelens toch voldoende bevredigd worden (bioscoop, etalages kijken, achter meisjes aanzitten).
De jongere generatie voelt niet voldoende de verbondenheid met het bedrijf waarvoor ze werken. Door de toenemende nationalisering van de arbeid is de afstand tussen arbeider en baas vergroot en heeft de arbeid een massaal karakter gekregen.
De arbeid is niet meer voor hen de dagelijkse verrichting waarbij zij O.L.Heer bewijzen en tegelijkertijd de prestatie op grond waarvan een rechtvaardige beloning verkregen dient te worden.
Neen, alles wordt alléén op geld gewaardeerd. Beschaving is voor hen identiek met weelde.
Er is een genotsgulzigheid ontstaan, die haast niet meer te stuiten is.
In de vrijetijdsbesteding is de massajeugd amorf, doelloos, onpersoonlijk.
Kijk maar eens naar de pantoffelparade in de binnenstad 's zaterdags en 's zondags.
Sexualiteit
Het sexuele leven wordt in goed-burgerlijke kringen met schroom, in ieder geval met eerbied behandeld.
De benaderingswijze van de massajeugd is geheel anders. Het is voor deze groep een stukje alledaagse realiteit zonder meer.
De dagelijkse gesprekken op de fabrieken zijn vol dubbelzinnigheden. De getrouwde mannen en vrouwen, die met ongehuwden op één afdeling werken geven door de bank een slecht voorbeeld.
Het is een sexuele snoeverij onder elkaar geworden.
Het contact tussen de jongen en het meisje wordt op de straat gelegd.
De verhouding tussen de jongen en het meisje ligt ongeveer zó: "De jongen is niet meer zo stom, die koopt geen kat in de zak" en het meisje zegt: "Dat moet je wel toelaten, anders kun je wel een jongen krijgen, maar dan houd je hem niet".
Het huwelijk wordt niet veel boven zijn biologische componenten gezien. Het is ’n zakelijk iets geworden op basis van geslachtsgemeenschap, dat gebeuren moet.
"Het is datgene waar het toch altijd op uitdraaien moet".
Men heeft geen oog meer voor het feit, dat die mens meer is dan een natuurwezen.
Politiek
De gehele jeugd heeft weinig politieke belangstelling. Dit is -naar wij menen- onderzocht door C. D. Saai in zijn enquête: "Hoe leeft en denkt onze jeugd".
Volgens deze enquête heeft 63 % van de mannen en 83 % van de vrouwen geen politieke belangstelling.
T.a.v. de ongeschoolde jeugdige arbeiders heeft 81 % van de jongens en 100 % van de meisjes geen interesse voor politiek.
Typisch is de algemeen aanvaarde uitdrukking: "Politiek is nep, allemaal rotzooi".
Godsdienst
Ten aanzien van de godsdienst menen wij, dat de zaak zó staat, dat velen nog uit een soort traditie 's-zondags naar de kerk gaan, doch dat van een levensbeschouwing op Christus ingesteld nog maar weinig sprake is.
Er bestaat nog een vaag denkbeeld over 't geloofsleven, meer niet. De godsdienstige verenigingen hebben 'n groot deel van hun trekkracht op de ongeschoolden verloren.
De waardering van de jeugdigen voor de godsdienstlessen hangt voor 't grootste gedeelte af van de vraag, of ze al of niet goed van buiten kunnen leren.
De inhoud van de godsdienst valt buiten de beschouwing! Het contact met de geestelijkheid is te gering.
De priester wordt niet voldoende gezien als de gezaghebbende leider in de godsdienstige en de morele orde.
Rechtvaardigheidsgevoel
T.a.v. de rechtvaardigheid leven de navolgende begrippen:
-
Het is onrechtvaardig, dat de een honger lijdt en de ander rijkdom heeft.
-
De mensen met centen mogen alles. De arbeiders worden in het verdomhoekje geschopt.
-
Kinderen van arme lui worden op de school achtergesteld.
-
De ongeschoolde fabrieksjongens klagen, dat ze door de bazen in het bijzijn van anderen afgesnauwd worden.
-
Je krijgt toch geen gelijk, want een baas is een baas; een dubbeltje heeft 't nog nooit van een kwartje gewonnen.
Concrete practische egoïstische motieven leiden de ongeschoolde jongeren. Hoe langer hoe meer zoeken ze hun werkkring zelfstandig op. Ze geven een deel van hun loon af en eisen daarvoor vrijheid in hun vrijetijdsbesteding.
Welke maatregelen zijn nu te nemen tegen het geconstateerde euvel?
Kerk.
De godsdienst zal voor de mensen meer moeten gaan betekenen. Het rationalistisch denken heeft ertoe geleid om zoveel mogelijk regels op te stellen. Het lijkt ons toe, dat de mens onvoldoende geleerd wordt, de God van zijn hart te zoeken en te veel geleerd heeft categorische antwoorden op vaste vragen (catechismus) te geven. De grote doelstelling van het Christendom de liefde heeft geofferd aan doelstellingen van geringere orde. De kuisheid is belangrijk, maar minder belangrijk dan de liefde.Te veel is tot methode vervormd, tot voorschriften en reglementen, die te onpersoonlijk zijn en daardoor hun grote trekkracht verloren hebben.
De school
Het grootste gedeelte van de ongeschoolde arbeiders doubleerden één of zelfs meerdere malen op de lagere school. Het is toch duidelijk, dat het onderwijs niet afgestemd is op het intellect van deze kinderen en begrijpelijk is, dat na de lagere schoolworsteling alle interesse voor het geschrevene volkomen verloren is. Er moet meer differentie komen op de scholen op grond van de bestaande intellectuele begaafdheid.
De betekenis van het ouderlijk huis moet groter worden .
Het is logisch, dat de materiële omstandigheden zo moeten zijn, dat een minimumbasis aanwezig is, waarop een persoonlijk levensplan opgebouwd kan worden.
Het is zo belangrijk, dat thuis een tevreden vader het gezin leidt. Dat kan alleen als de man zoveel mogelijk verantwoordelijkheid t.o.v 't werk mag dragen, zijn gevoel van eigenwaarde behouden blijft.
De menselijke omgang van chef t.o.v. personeel kan daartoe veel bijdragen. Bij de keuze van de chefs in de bedrijven mag niet alleen gelet worden op technische kennis, maar ook op fatsoen, milieu, karaktervastheid.
Oprichting van buurthuizen, clubhuizen, instuifhuizen
waar niet té intellectuelen de jongens en meisjes knutselwerk, tekenen, schaken enz. leren tot genoegen.
Voorlichting tot juiste huwelijksbeleving, zowel aan verloofden als aan jonggehuwden.
De overheid moet subsidiëren voor goede sportverenigingen, speeltuinen, clubhuizen enz. toneel, concerten, film.
De bedrijven kunnen een enorme bijdrage leveren wanneer zij de positieve vorming en ontspanning steunen en de arbeiders leren hun vacantie en andere vrije tijd te besteden. (Lectuurverspreiding).
Zoals wij zeiden, al deze maatregelen bij elkaar moeten leiden tot mentaliteitsverbetering. Ze mogen nooit het karakter hebben van een recept.
Er werd lang na deze publicatie nog serieus omgegaan met het jeugdprobleem (althans wat met toen als probleem beschouwde)
In 1963 kregen de ouders van een te jeugdige bioscoopbezoekster een brief van de Kinderpolitie, ondertekend (jawel) door de hoofdcommissaris van der Werf, omdat hun 17 jarige dochter naar een film wilde waarvoor zij te jong was. In 2018 kreeg ik van haar die brief die zij tot dan had bewaard.
POLITIE JEUGDCLUBS
Sinds het einde van de 2e wereldoorlog was er in nagenoeg alle landen (en dus ook in Nederland) sprake van een 'angstwekkende' toename van de criminaliteit.
In de vijftiger jaren werden er al studies gedaan (internationaal) naar criminaliteit onder de jeugd. In het buitenland vond met het tot de preventietaak van de politie behoren om kinderen te binden en hen te beschermen tegen de invloed van een slechte omgeving.
Een van de oplossingen dacht men te vinden in de oprichting van "politie jeugdclubs".
Niet met de bedoeling om "jeugdige delinquenten, losgeslagen jongens of kleine vagebonden bij elkaar te brengen" maar om normale jongens en meisjes op verantwoorde opvoedkundige wijze hun vrije tijd te laten doorbrengen onder toezicht van en in voortdurend contact met politieambtenaren, waardoor de kinderen hen leerden waarderen en te zien als vrienden.
De clubs in verschillende landen werden uitvoerig belicht met al hun verschillende vormen van aanpak. De slotconclusie was dat de clubs een belangrijke schakel vormden in de strijd tegen jeugdcriminaliteit en de bevordering van een goede samenwerking tussen politie en publiek. Maar zonder medewerking van ouders en onderwijzers zou de politie er nooit in slagen de jeugdcriminaliteit te verminderen.
Op het moment dat ik deze website maakte waren we ruim 50 jaar later. Het is van alle dag.
POLVO-kamp
Op initiatief van de R.K. Voortrekkers (Eindhoven) werd het plan opgevat om de vakantiebesteding van ongeorganiseerde mannelijke jeugdigen meer inhoud te geven.
In samenwerking met andere instanties zou er in augustus 1955 in Valkenswaard (Valkenhorst) een kampement worden ingericht met als doel de doelgroep
- tijdens hun vakantie op meer verantwoorde wijze bezig te houden waardoor baldadigheid wordt voorkomen,
- de jongens tot zelfwerkzaamheid te brengen
- interesse te kweken voor jeugdorganisaties.
In totaal wilde men dat jaar 8 á 900 jongens bereiken verdeeld over 4 keer 3 dagen.
De aktie zou de naam POLVO-kamp krijgen. Een afkorting van Politie en Voortrekkers.
Ook toen al was er discussie of zoiets tot de taak van de politie behoorde maar die discussie werd ontkracht door te stellen dat zowel de 'wereldlijke' als "geestelijke autoriteiten" zo'n initiatief hooglijk waarderen. Punt.
In Riethoven werd een buitencentrum ingericht dat in 1957 in de persoon van Mgr.Bekkers werd ingezegend en geopend.
Jan van Hest (Uiterst links), hoofdagent en gewaardeerd kunstenaar, had een plaquette ontworpen die door hoofdagent Henk Kersten (R) in hout was uitgesneden. (rechts)
Die plaquette werd door wethouder van Eupen onthuld bij gelegenheid van de opening van het nieuwe POLVO onderkomen op 13 juli 1957.
Biografie van Jan van Hest:
Hest, Johannes Hendricus Adrianus (Jan) van; 05.02.1915, Tilburg. Beroep bouwkundig tekenaar, schilder, tekenaar en beeldhouwer. Werkte vooral met steen en olieverf. Stijlabstract en na 1967 geometrisch abstract Verbleef in Middelburg, Parijs, Tilburg en Eindhoven vanaf 1963. Prijzen en beurzen: Aanmoedigingsprijs Gemeente Eindhoven, Prijs van de stad Florence, Artistieke Prijs van Burgemeester Kolfschoten 1947, Landjuweel Eindhoven1960, Cultuurprijs Beek (L) en BIC-prijs 1968. Opleiding: Stichting Katholieke Leergangen Tilburg (vrij tekenen). Leerling van Harry Boelaers (beeldhouwen) en Jan Sluijters (schilderen). Docent van o.a. Louis Wouters 1970. Ingeschreven bij Beeldende kunstafdeling - de Kempen.
Hieronder twee tekeningen die Jan van Hest heeft gemaakt voor zijn collega Willem Raap.
Een van de latere chefs van de afdeling was adjudant Janus Verhagen.
Hij verliet de politiedienst in 1978
TAAK VAN DE KINDERPOLITIE
Een van de taken van de Kinderpolitie was het maken van rapporten voor de Raad van de Kinderbescherming. Eigenlijk was dit een taak van de Raad zelf maar het werd ivm. personeelsgebrek door de Kinderpolitie gedaan. Later is die taak komen te vervallen wat een aanzienlijke werkverlichting met zich meebracht.
Ook moest de kinderpolitie zgn. milieurapportages maken als er door een minderjarige een misdrijf was gepleegd. Het waren lijvige boekwerken waarin de gezinssituatie, sociale omgeving ed. van de minderjarige diende te worden onderzocht en beschreven.
De raad van de kinderbescherming gebruikte dit dan als advies aan Justitie.
In hun processen-verbaal omschreef de zedenpolitie hun taak ook als "Tevens belast met de bestrijding van de handel in verdovende middelen."
Op 5 januari 1976 werd de afdeling "Kinder -en Zedenpolitie" als onderdeel van de Algemene Recherche, gereorganiseerd.
Voortaan mocht de afdeling Zeden geen zedenzaken meer behandelen en werd dat geïntegreerd in de taak van de kinderpolitie.
Bureau Zedenzaken bestond als zodanig dus niet meer en werd "Bureau Bijzondere Opsporingstaken" en belast met drugs -en vuurwapendelicten.
De laatsten die bij de afdeling Zeden hadden gewerkt waren Brigadier Rietveld, Hagt. van de Mosselaar, Hagt. Kops en Hagt Krol.
Ze hadden de overdracht op ludieke wijze geregeld door de chef van de afdeling, adj. de Jong, een paspop aan te bieden die was beplakt met de teksten van de zedenartikelen uit het wetboek van Strafrecht. Links van de Mosselaar en rechts Wil Krol.
Begin negentiger jaren werd er een aparte kamer ingericht waarin slachtoffers van sexueel geweld hun verhaal konden doen en waar eventueel een aangifte kon worden opgenomen.
De kamer lag op de tweede etage van bureau Mathildelaan naast het bureau Jeugd- en Zedenzaken en was oorspronkelijk het bureau van de chef van de afdeling Fons Blommaert.
Op de foto, die werd genomen ten behoeve van een publicatie in het ED, staan Liezeth Schellekens(R) en John Beurskens respectievelijk rechercheur en brigadier op de afdeling Jeugd- en Zedenzaken.
Men probeerde door het inrichten van zo'n kamer de drempel minder hoog te maken voor aangeefsters. Het moest wat gemoedelijker overkomen dan een stoel achter een bureau.
Ook in die tijd werden enkele enkele Eindhovense vrouwelijke artsen bereid gevonden om een 24 uurs piketdienst te draaien voor het doen van medisch forensisch onderzoek bij zedenslachtoffers die zich aan het bureau meldden.
De artsen konden hun onderzoek doen in een speciaal daarvoor ingerichte dokterskamer op de 2 etage waar ze gebruik konden maken van een zgn. zedenkit. Dat was een doos waarin allerlei attributen zaten die nodig waren om zo'n onderzoek te kunnen doen. Tevoren hadden de artsen instructie gekregen van de Technische Recherche hoe zo'n kit te gebruiken.
Na een jaar werd de zaak geëvalueerd onder het genot een kopje koffie, vergezeld van een bosje bloemen als dank. Bij die gelegenheid is bovenstaande foto gemaakt waarop John Beurskens (L) de bloemen aan een van de artsen overhandigt.
Mej. van den Besselaar of voor intimi "Miep" begon in 1951 haar opleiding aan de school voor Maatschappelijk Werk in Eindhoven, de Katholieke Academie aan de Le Sage ten Broeklaan.
Het zat in de familie want haar zussen hadden een soortgelijke opleiding genoten.
In 1954 ging ze werken voor de arbeidersjeugd "Dienst Jeugd en Bedrijven" en in 1956 begon ze in het "maatschappelijk werk parochieel". Daar had ze in 2 parochies in Gestel de zorg over gerepatrieerden. (voornamelijk het vinden van woonruimte) Per fiets, in weer en wind, dagelijks talloze huisbezoeken.
Tijdens haar opleiding had ze al stage gelopen bij de Kinderpolitie die toen nog onder leiding stond van een inspectrice. Omdat vrouwelijke chefs vaak (door huwelijk) snel verdwenen werd en voor een mannelijke opvolger gekozen.
Omdat het vrouwelijke element echter op de afdeling niet mocht ontbreken werd zij aangenomen. Niet als inspectrice maar als hoofdagent.
In 1973 werd het een burgerrang: Commies I.
Om gelijk te zijn met de mannelijke collega's moest ze alsnog de politieopleiding A gaan volgen aan de Don Boscostraat. Omdat het werk echter niet wachtte werd die opleiding niet afgemaakt.
In de begintijd werd er veel tijd besteed aan bemiddelingen bij huwelijks -opvoedings -en andere problemen. Rapportages naar de Raad van Kinderbescherming en activiteiten in relatie tot de Leerplichtwet, vergden veel tijd.
Veel meer dan in de latere jaren had het werk van de Kinderpolitie een meer maatschappelijk gericht karakter.
Als je onderstaand stukje leest, wat een uittreksel is uit een katholiek schoolboek voor de afdeling "Huishoudkunde" voor meisjes uitgegeven in 1960, kun je misschien begrijpen hoe er in die tijd over vrouwen werd gedacht. Het is nog maar even geleden. Je kunt je indenken wat het tot gevolgen had toen de maatschappij kort daarna drastisch zou veranderen. Mensen werden mondiger en namen niet meer alles als vanzelfsprekend aan. Mej. van den Bersselaar was voor die tijd al heel progressief en zal blij zijn geweest dat vrouwen voor hun rechten gingen opkomen. Ook dat zal ongetwijfeld voor problemen hebben gezorgd tijdens haar gesprekken met echtparen die voor bemiddeling ivm. gezins -en/of relatieproblemen aan het bureau werden uitgenodigd. Aan het stukje is niets veranderd om te voorkomen dat er afbreuk aan de inhoud zou worden gedaan.
Zo word ik een goede echtgenote
Maak dat het etenklaar is
Maak de zaken op voorhand klaar, de avond voordien als het moet, zodat een heerlijke maaltijd hem opwacht als hij terug keert van zijn werk. Het is een vorm van duidelijk maken dat je aan hem hebt gedacht en jebezorgd bent over zijn noden. De meeste mannen hebben honger als ze thuis komen en het vooruitzicht op een stevige maaltijd (vooral als het hun lievelingkostje is) maakt deel uit van de noodzakelijke warme verwelkoming.
Wees op tijd
Neem voor jezelf een kwartier rust voor hij thuis komt om te ontspannen. Werk uw opmaak een beetje bij, doe een band in je haren en wees fris en bevallig. Hij heeft een zware dag achter de rug samen met mensen die hem overladen met werk en zorgen. Wees dus opgewekt en een beetje interessanter dan laatst genoemden. Zijn zware dagtaak moet opgevrolijkt worden en daar ligt ergens jouw taak dat het zo wordt.
Breng orde op zaken
Maak nog een laatste ronde door de voornaamste kamers van het huis juist voor je man thuis komt. Verzamel de schoolboeken, speelgoed, papieren, enz. en neem nog vlug het stof af op de tafels.
Gedurende de koudste maanden van het jaar
Je moet een gezellig vuurtje aanmaken waarnaast hij zich kan koesteren en ontspannen. Uw man zal het gevoel krijgen van in een op ordelijke en rustige haven te zijn aangekomen en dat maakt jou ook gelukkig. Voor zijn comfort zorgen, bezorgt jou een enorme persoonlijke voldoening.
Breng het geluid op een minimaal niveau
Bij zijn aankomst zet je best al het geluid af van de wasmachine, droogkast of stofzuiger. Probeer de kinderen kalm te krijgen. Wees blij hem te zien.Verwelkom hem met een warme glimlach en toon oprechtheid van uw wil om hem te bevallen.
Luister naar hem
Het zou kunnen dat je een dozijn belangrijke zaakjes aan hem wilt vertellen, maar daarvoor is zijn thuiskomst niet het geschiktste moment.Laat hem eerste spreken, herinner je dat zijn onderwerpen belangrijker zijn dan de uwe. Maak ongeveer dat het zijn avond wordt.
Maak nooit je beklag als hij laat thuis komt
Klaag nooit als hij laat thuis komt voor de maaltijd of zelfs als hij de hele nacht wegblijft. Bekijk het als kleinschalig in vergelijking met wat hij heeft moeten doorstaan gedurende de dag. Installeer hem comfortabel. Vraag hem zich te ontspannen in de zetel of te gaan rusten in bed. Maak een warme drank of frisdrank klaar. Schud de kussens op en stel voor zijn schoenen uit te trekken. Spreek hem aan met een zachte, vredelievende en plezante stem. Stel hem geen vragen wat hij heeft gedaan en twijfel nooit aan zijn oordeel of zijn rechtschapenheid. Denk er aan dat hij de meester is in huis en uit deze functie zal hij steeds zijn wil uitoefenen met eerlijkheid en waarheid.
Mej. van den Besselaar in een interview uit 1983:
"Klachten van buitenaf brachten voornamlijk het werk mee. Veel meer mensen dan in de tachtiger jaren zochten hulp bij de politie. Alles werd meestal mondeling afgedaan en daar was nog tijd voor. Telefonisch werd er bijna niets afgedaan. Er is in het contact politie-publiek het nodige veranderd. Men heeft mogelijk minder vetrouwen in de politie, heeft meer schroom om binnen te lopen en een persoonlijk gesprek aan te gaan. De mensen lopen niet meer zo gauw als vroeger met hun problemen naar anderen. Ook zijn er meer speciefike instellingen dan vroeger. Ook wordt er door het instituut wijkagent meer opgepakt en opgelost wat vroeger nog bij de Kinderpolitie kwam. Het feit dat er onder de huidige jeugd veel meer crimineel gedrag voorkomt heeft tot gevolg dat het karakter van de huidige gesprekken totaal anders is."
Naast haar externe taken heeft mej. van den Besselaar heel veel betekend voor de mensen in het korps.
Onder de toen nog 300 korpsleden waren ook problemen van huisvesting, financiën ed. Talloze ziekenbezoeken legde zij af die door iedereen zeer werden gewaardeerd. Volgens haar was er toen meer arbeidsvreugde omdat men in die tijd vaak in hetzelfde schuitje zat. In dezelfde (beroerde) omstandigheden. Door dat werk zijn er sterke vriendschappen ontstaan en bracht ze meer tijd buiten het bureau door, om gepensioneerden en zieken te bezoeken, dan achter haar bureau.
Op het laatst, kort voor haar VUT, vond ze het werk veel moeilijker geworden. Vroeger vroegen de mensen aan haar of zij hun echt kon helpen en nu was het steeds vaker: "Waarom die flauwekul, heeft u niets beters te doen."
Pas begin tachtiger jaren kreeg een maatschappelijk werker van de gemeente het aandachtsveld 'politie' zodat politiemensen hem konden consulteren.
Ook een van de latere chefs van de afdeling van Jan van den Hout.
Bovenstaande foto werd gemaakt toen hij door zijn collega's werd verrast bij zijn 50ste verjaardag in 1974.
Jan en Mej. van den Besselaar hadden een speciale band op het gebied van hun missie bij de kinderpolitie.
In 2009 bracht Jan van den Hout nog een bezoekje aan Juffrouw van den Besselaar. In 2010 overleed Jan.
De foto werd door zijn dochter Ineke (uit Australië) opgestuurd. Beiden waren het grootste deel van hun loopbaan in dienst van de Kinderpolitie. Jan op het laatst als chef.
Mej. van den Besselaar overleed op 8-2-2018 op 94 jarige leeftijd.
Een halfjaar tevoren bracht de vroegere hoofdcommissaris Huub Raeven nog een bezoek aan haar. Herinneringen werden opgehaald.(boven rechts) Huub overleed in 2022.
HEBT U ALS OUDGEDIENDE MEER INFORMATIE/FOTO'S OVER DEZE AFDELING MAIL ME DAN AUB.